Huwelijkse voorwaarden
Als mensen met elkaar gaan trouwen en zij willen daarbij afwijken van het huwelijksvermogensregime dat de wetgever tot uitgangspunt heeft genomen, dan zullen zij naar de notaris moeten gaan om huwelijkse voorwaarden op te laten stellen. Artikel 1:115 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt namelijk dat afspraken over huwelijkse voorwaarden bij notariële akte moeten worden aangegaan. Zijn huwelijkse voorwaarden niet bij notariële akte overeengekomen, dan zijn de huwelijkse voorwaarden nietig. Dat betekent dat de huwelijkse voorwaarden nooit hebben bestaan, en dat het wettelijke regime van toepassing is. Voor huwelijken gesloten tot 1 januari 2018 betekent dit dat partijen in een algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd zijn. Voor huwelijken gesloten op of na 1 januari 2018 geldt dat sprake is van een beperkte gemeenschap van goederen.
Aanvulling op of wijziging van huwelijkse voorwaarden gedurende het huwelijk
In de praktijk komt het nog wel eens voor dat echtgenoten tijdens hun huwelijk vermogensrechtelijke afspraken met elkaar maken, die (enigszins) afwijken van de eerder opgestelde huwelijkse voorwaarden, zonder daarbij een notaris te betrekken of door de notaris een onderhandse in plaats van notariële akte op te laten stellen. Dit kan bijvoorbeeld door het ondertekenen van een allonge, een nadere overeenkomst die tussen partijen is gesloten.
In zo’n geval komt de vraag op of zo’n afwijkende afspraak rechtsgeldig is omdat de afspraak niet is vastgelegd in een notariële akte. Voor het antwoord op deze vraag maakt het verschil of het gaat om een nadere uitwerking van de huwelijkse voorwaarden of een wijziging van de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen partijen. Gaat het om een nadere uitwerking of concretisering van huwelijkse voorwaarden, dan geldt het vormvereiste van de notariële akte niet. Gaat het om een wijziging van de vermogensrechtelijke verhouding tussen partijen, dan geldt het vormvereiste van de notariële akte wel. Welke van de twee het betreft, is een kwestie van uitleg. Volgens de Hoge Raad in het arrest Haviltex moet in dat geval niet alleen worden gekeken naar de taalkundige uitleg van de overeenkomst, maar ook naar de bedoeling van partijen bij de overeenkomst en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.