Artikel 4:198 BW: wanneer bepaalt de kantonrechter de verdeling van de bevoegdheden tussen de vereffenaars?

Artikel 4:198 BW: wanneer bepaalt de kantonrechter de verdeling van de bevoegdheden tussen de vereffenaars ?

Als een nalatenschap door ten minste één van de erfgenamen beneficiair wordt aanvaard, dan moet de nalatenschap conform de wettelijke vereffeningsprocedure vereffend worden door alle erfgenamen tezamen. Dit is alleen anders als er sprake is van één van de uitzonderingen van artikel 4:202 BW op deze vereffeningsverplichting. De aanwezigheid van een executeur die kan aantonen dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om de schulden te voldoen, is de bekendste uitzondering.

Als geen sprake is van een uitzondering dan treden alle erfgenamen  op als erfgenaam-vereffenaar, ook de erfgenamen die de nalatenschap niet beneficiair hebben aanvaard. Hierbij geldt dat de erfgenamen-vereffenaars in beginsel slechts gezamenlijk bevoegd zijn om de nalatenschap te beheren en over de goederen hiervan te beschikken. In de praktijk zien wij als erfrechtadvocaten dat deze gezamenlijke bevoegdheid vaak tot moeilijkheden kan leiden, bijvoorbeeld omdat de erfgenamen-vereffenaars het niet met elkaar eens zijn/onenigheid hebben over de wijze waarop de nalatenschap afgewikkeld dient te worden, of omdat niet alle erfgenamen bekend zijn, of omdat niet alle erfgenamen-vereffenaars meewerken aan de afwikkeling van de nalatenschap. Biedt artikel 4:198 BW hiervoor een oplossing?

 Bevoegdheidsregeling van artikel 4:198 BW voor erfgenamen-vereffenaars

Artikel 4:198 BW bepaalt: “Tenzij de kantonrechter anders bepaalt, oefenen de erfgenamen hun bevoegdheden als vereffenaar van de beneficiair aanvaarde nalatenschap tezamen uit, doch kunnen daden van gewoon onderhoud en tot behoud van de goederen, en in het algemeen daden die geen uitstel kunnen lijden, door ieder van hen zo nodig zelfstandig worden verricht.” Op de hoofdregel dat er sprake is van een gezamenlijke bevoegdheid van de erfgenamen-vereffenaars, bestaan aldus twee uitzonderingen, namelijk:

  1. tenzij de kantonrechter anders bepaalt, en;
  2. daden van gewoon onderhoud, tot behoud van goederen en daden die geen uitstel kunnen leiden kunnen door iedere erfgenaam-vereffenaar zelfstandig worden verricht.

 

De uitzondering van artikel 4:198 BW: jurisprudentie over verdeling bevoegdheden erfgenamen-vereffenaars

In dit artikel staat de eerste uitzondering van artikel 4:198 BW centraal, namelijk als de kantonrechter anders bepaalt. Uit de wetsgeschiedenis en de literatuur blijkt niet evident in welke gevallen de kantonrechter kan bepalen dat wordt afgeweken van het uitgangspunt dat sprake is van een gezamenlijke bevoegdheid van de erfgenamen-vereffenaars. Reden om eens in de rechtspraak omtrent dit artikel te duiken. De conclusie is dat de kantonrechters niet altijd even eenduidig oordelen.

Wij lezen vaak in uitspraken dat artikel 4:198 BW er niet voor bedoeld is om ’onenigheid tussen de erfgenamen-vereffenaars op te lossen’. Zo oordeelde onlangs onder andere de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2024:10787):

“In het onderhavige geval is er echter sprake van onenigheid tussen de erfgenamen over de afwikkeling van de nalatenschap. Genoemd artikel 4:198 BW is er, naar het oordeel van de kantonrechter, niet voor bedoeld om uiteenlopende geschillen over de vereffening tussen de erfgenamen voor te leggen aan de kantonrechter. Daar heeft de wetgever andere voorzieningen in de wet voor opgenomen. Indien het de erfgenamen als vereffenaars niet lukt om de nalatenschap gezamenlijk te vereffenen, kan de rechtbank worden verzocht om een (professionele) vereffenaar te benoemen (artikel 4:203 lid 1 BW). Een dergelijke procedure lijkt de juiste weg in deze zaak. De kantonrechter zal het verzoek gelet op het voorgaande afwijzen.”

Oftewel, ruziënde erfgenamen zullen een vereffenaar moeten laten benoemen.

Ook is onlangs (ECLI:NL:RBLIM:2025:418) geoordeeld dat artikel 4:198 BW er niet voor is bedoeld om in verkapte vorm een professionele partij namens een deel van de erfgenamen de nalatenschap te laten vereffenen. In deze zaak is een notaris betrokken bij een nalatenschap die beneficiair is aanvaard. Het gros van de erfgenamen heeft de notaris gevolmachtigd om namens hen de nalatenschap af te wikkelen. Andere erfgenamen reageren niet op het verzoek om een volmacht te verstrekken aan de notaris. Om de nalatenschap toch af te kunnen wikkelen, is op grond van artikel 4:198 BW verzocht om de notaris alle beheers- en beschikkingsbevoegdheden te geven in het kader van de vereffening van de nalatenschap. Hier ging de kantonrechter niet in mee:

“Artikel 4:198 BW is echter niet ervoor bedoeld om in verkapte vorm, buiten de route waarin artikel 4:203 BW voorziet, een professionele partij namens een deel van de erfgenamen de nalatenschap te laten vereffenen. Het artikel voorziet slechts in de mogelijkheid om een voorziening te treffen ter zake de uitoefening van de bevoegdheden door de erfgenamen-vereffenaars.”

De kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RMNE:2022:2061) oordeelde hetzelfde in een zaak waarin een deel van de bekende erfgenamen niet meewerkte aan de vereffening. Daarnaast was er sprake van onbekende erfgenamen. Volgens de kantonrechter is artikel 4:198 BW niet bedoeld om in verkapte vorm een professionele partij de afwikkeling van de nalatenschap te laten uitvoeren.

Bovenstaande uitspraken leiden aldus tot de conclusie dat artikel 4:198 BW ook geen soelaas biedt bij onbekende, of niet reagerende erfgenamen waarbij wordt geprobeerd om de vereffening over te laten aan een professionele partij in verkapte vorm (zie voor dit laatste ook ECLI:NL:RMNE:2022:2062 en ECLI:NL:RMNE:2022:2063). Ook in deze gevallen dient een professionele vereffenaar benoemd te worden op grond van artikel 4:203 BW.

Voorts wordt op grond van artikel 4:198 BW vaker verzocht om een erfgenaam-vereffenaar (of meerdere erfgenamen-vereffenaars) te machtigen om ten behoeve van de nalatenschap een rechtsvordering in te stellen tegen één of meerdere andere erfgenamen-vereffenaars. Ten aanzien van dit verzoek wordt veelal geoordeeld dat artikel 4:198 BW ook hiervoor niet bedoeld is. Artikel 4:198 BW wordt namelijk gezien als een lex specialis van artikel 3:171 BW. Dit laatste artikel ziet slechts op vorderingen ten behoeve van de gemeenschap jegens derden, maar niet jegens een andere deelgenoot-erfgenaam. Dit heeft als gevolg dat allereerst vereffend zal moeten worden, waarna eventuele vorderingen van de nalatenschap op een erfgenaam of omgekeerd in de verdeling kunnen worden betrokken.

De mogelijkheden voor de kantonrechter op grond van artikel 4:198 BW

Op grond van bovenstaande jurisprudentie lijkt artikel 4:198 BW dus niet ingezet te kunnen worden als er sprake is van ruziënde erfgenamen, niet meewerkende/onbekende/afwezige erfgenamen of om rechtsvorderingen jegens een andere erfgenaam-vereffenaar in te stellen. Waarvoor kan artikel 4:198 BW dan wel door de erfrechtadvocaat worden ingezet?

De kantonrechter van de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2023:4093) oordeelde dat een van de erfgenamen-vereffenaars de bevoegdheden als vereffenaar van de beneficiair aanvaarde nalatenschap alleen mocht uitoefenen, zonder medewerking van de andere erfgenamen, omdat de erfgenamen-vereffenaars gezamenlijk niet in staat waren om de nalatenschap van hun vader af te wikkelen.

De kantonrechter overwoog (net zoals sommige kantonrechters als hiervoor genoemd) dat artikel 4:198 BW niet is bedoeld om onenigheid tussen de erfgenamen-vereffenaars over de afwikkeling van de nalatenschap op te lossen en dit artikel in beginsel dus geen grondslag biedt om aan een of meer erfgenamen-vereffenaars zijn/hun bevoegdheden te ontnemen/te beperken. In dit geval is het echter verzoekster zelf die van haar vereffenaarsbevoegdheden af wil en is er dus geen sprake van het afnemen van bevoegdheden, aldus de kantonrechter. Deze omstandigheid rechtvaardigt volgens de kantonrechter dat het verzoek wordt toegewezen. Daarbij overwoog de kantonrechter ook nog dat het benoemen van een professionele vereffenaar leidt tot een onevenredige belasting van een zeer geringe nalatenschap.

Een beroep op artikel 4:198 BW lijkt daarnaast ook succesvol te zijn als er sprake is van onbekende/niet reagerende en/of afwezige erfgenamen en de wel bekende erfgenaam-vereffenaars verzoeken om hen te machtigen om tezamen als erfgenaam-vereffenaars te handelen, met uitsluiting van de onbekende/niet reagerende en/of afwezige erfgenamen (zie onder andere ECLI:NL:RBMNE:2015:2971, ECLI:NL:RBGEL:2021:1688, ECLI:NL:RBNHO:2021:5585 en ECLI:NL:RBZWB:2024:5560). De kantonrechter kan dus wel bepalen dat  de bekende erfgenamen bevoegd zijn om als vereffenaars op te treden, maar niet dat de vereffening in dat geval wordt uitgevoerd door een professional.

Conclusie over het belang van artikel 4:198 BW voor de erfrechtadvocaat

Over het toepassingsbereik van artikel 4:198 BW bestond lange tijd veel onduidelijkheid, maar er verschijnt steeds meer rechtspraak waardoor het toepassingsbereik steeds meer contouren krijgt. Dit betekent echter niet dat alles thans is  uitgekristalliseerd. Ook in deze procedures is de uitkomst veelal afhankelijk van de specifieke feiten en omstandigheden, en we weten allemaal dat dit soms het verschil kan maken tussen het toe- of afwijzen van een verzoek. Gelet op bovenstaande jurisprudentie is het advies voor de erfrechtadvocaat om altijd in uw afweging mee te nemen dat een beroep op grond van artikel 4:203 BW mogelijk een uitkomst kan bieden in plaats van een beroep op artikel 4:198 BW.

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.