De buitenlandse nalatenschap en de Nederlandse huwelijksgemeenschap

De Rechtbank Rotterdam heeft recent uitspraak gedaan in een geschil waarbij er sprake was van een nalatenschap naar Spaans recht en een algehele gemeenschap van goederen naar Nederlands recht (Rechtbank Rotterdam 12 mei 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:6754).  Een paar jaar geleden, in 2017, heeft de Hoge Raad zich voor het eerst over deze kwestie van buitenlandse nalatenschappen en de Nederlandse algehele gemeenschap van goederen uitgesproken (Hoge Raad 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:276). De rechtbank verwijst in de uitspraak naar de elementen waaraan de Hoge Raad heeft getoetst om te bepalen of de nalatenschap aan beide echtgenoten toekomt of niet. (De uitspraak van de Hoge Raad is uitgebreid besproken in het Tijdschrift Erfrecht door kantoorgenoot Edith Schnackers, ‘De uitsluitingsclausule in internationale gevallen’ TE 2017, nr. 4.)

 

Spaanse nalatenschap in Nederlandse algehele gemeenschap van goederen

In de zaak van de Rechtbank Rotterdam ging het om een Nederlandse vrouw en een Spaanse man die in 1996 in Nederland zijn getrouwd. Ze hebben geen huwelijkse voorwaarden opgemaakt en dus is de algehele gemeenschap van goederen van toepassing. Op 16 juni 2020 dient de vrouw een echtscheidingsverzoek in. De vrouw en de man zijn het niet volledig met elkaar eens over de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun huwelijk. Eén van de discussiepunten betreft een erfenis die de man in 2005 van zijn Spaanse vader heeft ontvangen. De vader was overleden in Spanje en had in Spanje een testament opgesteld. In het Spaanse erfrecht is de uitsluitingsclausule onbekend, dus deze stond ook niet opgenomen in het testament. Daarnaast is het volgens Spaans recht zo dat een erfenis niet een huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap valt, maar privé vermogen wordt van de erfgenaam.

De man stelt dat hij enig rechthebbende is van de verkregen erfenis van zijn vader en dat hij het bedrag dat hij heeft verkregen daarom niet hoeft te delen met de vrouw.

De rechtbank geeft aan dat de Hoge Raad in 2017 heeft geoordeeld over deze problematiek. In die uitspraak geeft de Hoge Raad aan dat onderzocht moet worden of het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de buitenlandse nalatenschap in de Nederlandse algehele gemeenschap van goederen valt. Niet voldoende is volgens de Hoge Raad het enkele feit dat het buitenlandse recht de algehele gemeenschap van goederen niet toepast.

Vervolgens geeft de Hoge Raad een (niet uitputtende) opsomming van een aantal elementen die bepalen in hoeverre een buitenlandse nalatenschap in een Nederlandse algehele gemeenschap van goederen valt. Deze opsomming past de rechtbank toe op de Spaanse nalatenschap.

De rechtbank geeft aan (rov 2.9.28):

“Bij het beantwoorden van deze vraag zijn volgens de Hoge Raad de volgende elementen van belang:

( i) of de buitenlandse erflater bedacht kon zijn geweest op de toepasselijkheid van Nederlands huwelijksvermogensrecht en de gevolgen daarvan en

( ii) of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de buitenlandse erflater niet heeft gewenst dat die zaken door huwelijk zouden komen te vallen in een gemeenschap van goederen waarin de verkrijger is gehuwd of gaat huwen.

( iii) Voorts kan van belang zijn of de echtgenoot die vóór het huwelijk krachtenserfrecht naar buitenlands recht goederen heeft verkregen, redelijkerwijs in staat is geweest door het opmaken van huwelijkse voorwaarden te zorgen dat die goederen overeenkomstig de (veronderstelde) wil van de erflater niet door boedelmenging in een huwelijksgemeenschap vallen. Op de echtgenoot die zich op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid beroept, rust de stelplicht en bewijslast van de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.”

Ondanks dat de Spaanse vader zelf ooit gehuwd is geweest met de Nederlandse moeder van de man en in Nederland heeft gewoond, is de rechtbank van mening dat de Spaanse vader niet op de hoogte hoefde te zijn van de werking van de Nederlandse algehele gemeenschap van goederen.

Met betrekking tot het tweede element geeft de rechtbank aan dat de Spaanse vader volledig uitging van de rechtsgevolgen zoals die in Spanje zouden gelden. In dat geval zou de erfenis niet in een huwelijksgoederengemeenschap zijn gevallen. De rechtbank laat hierbij ook meespelen dat de Spaanse vader in zijn testament had aangegeven, zoals dat gebruikelijk is in Spanje, wie zijn erfgenamen waren en dat alle andere personen worden uitgesloten als erfgenaam. De rechtbank komt tot de conclusie dat aangenomen mag worden dat de Spaanse vader niet wilde dat de erfenis in een huwelijksgemeenschap terecht zou komen.

Ten aanzien van het laatste element verschilt de zaak van de rechtbank Rotterdam met de zaak die voorlag bij de Hoge Raad. In de uitspraak van de Hoge Raad ging het om Italiaanse erfenissen die waren verkregen voordat de erfgenaam in het huwelijk trad. De Hoge Raad gaf ten aanzien van dit element aan dat de erfgenaam huwelijkse voorwaarden had kunnen opstellen voordat ze in het huwelijk trad. Door de inhoud van de huwelijkse voorwaarden hadden de verkregen erfenissen dan buiten de huwelijksgoederengemeenschap kunnen blijven. In de uitspraak van de Hoge Raad strandde het verzoek om de erfenis als privé vermogen aan te merken op dit punt. De Hoge Raad was van mening dat de vrouw die de erfenissen voor haar huwelijk had ontvangen, zelf de mogelijkheid had gehad om door middel van huwelijkse voorwaarden zeker te stellen dat de erfenissen van haar privé zouden blijven. Uit de uitspraak van de Hoge Raad blijkt ook dat zij en haar man voor het huwelijk in verband met de verkregen erfenissen over het maken van huwelijkse voorwaarden hebben gesproken, maar dat de vrouw hier bewust geen gebruik van heeft gemaakt. Dat leidde er in de uitspraak van de Hoge Raad toe dat de erfenissen die de vrouw had verkregen aan beide echtgenoten toekwamen.

In de zaak bij de Rechtbank Rotterdam ging het om een erfenis die werd verkregen gedurende het huwelijk. De algehele gemeenschap van goederen bestond op dat moment al. De rechtbank geeft aan dat niet bekend is of de man en de vrouw tijdens het huwelijk hebben nagedacht over het alsnog opstellen van huwelijkse voorwaarden om ervoor te zorgen dat een mogelijke toekomstige erfenis van de Spaanse vader privé vermogen van de man zou blijven. Dit is voor de rechtbank blijkbaar niet van grote betekenis. Het niet opstellen van huwelijkse voorwaarden leidt er namelijk niet toe dat de erfenis aan beide echtgenoten toekomt. De rechtbank beslist na de toetsing aan de verschillende elementen dat enkel de man rechthebbende is van de verkregen erfenis en dat hij daarmee recht heeft op het volledige bedrag dat de Spaanse vader aan hem heeft nagelaten.

Tot slot over echtscheidingen met buitenlandse erfenissen

Ondanks dat Nederland sinds 1 januari 2018 de beperkte gemeenschap van goederen als standaard stelsel in de wet heeft opgenomen, zal de algehele gemeenschap van goederen nog vele jaren blijven voorkomen in geschillen. Voor iedereen die is gehuwd voor 1 januari 2018, zonder het opstellen van huwelijkse voorwaarden, blijft gelden dat zij in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De problematiek van de buitenlandse nalatenschap in de Nederlandse gemeenschap van goederen zal daarom zeker nog wel een aantal keer onderwerp van discussie zijn in de rechtspraak.

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.