De getrouwde ondernemer; aan wie komt de winst toe?

Op het grensvlak van twee rechtsgebieden zijn vaak interessante ontwikkelingen zichtbaar. Dat is ook het geval bij de rechtsgebieden ondernemingsrecht en huwelijksvermogensrecht. Sinds 1 januari 2018 kennen we in Nederland de beperkte wettelijke gemeenschap van goederen. Daarmee is een einde gekomen aan het automatisme dat het vermogen dat elk van de echtgenoten voor het huwelijk had, van hen gezamenlijk wordt als ze gaan trouwen. Hoe zit dat nu als één van de echtgenoten een onderneming had voor het huwelijk?

 

De beperkte wettelijke gemeenschap van goederen

Stel dat u in 2022 gaat trouwen. Wat zijn dan de gevolgen voor uw vermogen en dat van uw partner? De wet zegt daarover dat al het vermogen dat u voor het huwelijk al had, in principe van u privé blijft. Zo blijft bijvoorbeeld al het geld dat op uw rekening staat de dag voor uw huwelijk van u privé na het huwelijk. Al het geld dat u ontvangt nadat u in het huwelijk bent getreden, wordt automatisch van u en uw partner gezamenlijk. Datzelfde geldt ook voor ander vermogen dat u na het huwelijk verkrijgt.

De wet kent een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel. Zo vallen goederen die u en uw partner voor het huwelijk al gemeenschappelijk hadden, na het huwelijk in de wettelijke gemeenschap van goederen. Een veel voorkomend voorbeeld hiervan is een woning die u en uw partner voor het huwelijk gezamenlijk hebben gekocht. Die woning was al van u gezamenlijk voordat u in het huwelijk trad. Na het huwelijk zal die woning in de wettelijke huwelijksgemeenschap vallen.

Ook is het mogelijk dat u na het huwelijk vermogen ontvangt dat alsnog niet van u en uw partner gezamenlijk wordt. De wet geeft bijvoorbeeld aan dat als u na het huwelijk een erfenis ontvangt, dit van u privé blijft. De erfenis gaat behoren tot uw privé vermogen.

Een ondernemer die gaat trouwen

De wetgever heeft bijzondere aandacht gehad voor de ondernemer en zijn partner die in het huwelijksbootje stappen. Stel dat er sprake is van een onderneming die al bestond op het moment dat de ondernemer trouwt. We nemen als voorbeeld een fietsenmaker die een onderneming heeft in de vorm van een eenmanszaak. Als de fietsenmaker gaat trouwen, dan valt de onderneming in principe buiten de beperkte wettelijke gemeenschap van goederen. Hij had de onderneming immers al op het moment dat hij ging trouwen. Het loon dat hij zichzelf uitkeert is, totdat hij gaat trouwen, van hem privé. Het loon dat hij na het huwelijk ontvangt uit zijn onderneming, zal in de wettelijke huwelijksgemeenschap terecht komen. Omdat de fietsenmaker zelf kan bepalen welke loon hij zichzelf uitkeert, kan hij invloed uitoefenen op het bedrag dat na het huwelijk in de huwelijksgemeenschap terecht komt. Hij kan zichzelf bijvoorbeeld een heel laag loon toekennen. Dan wordt enkel dat lage loon van hem en zijn partner gemeenschappelijk na het huwelijk. De winst die hij overhoudt zal in dat geval wellicht hoger liggen. Die winst blijft van de fietsenmaker privé, omdat zijn onderneming van hem privé is.

De wetgever heeft willen voorkomen dat de partner van de fietsenmaker uit het voorbeeld op die manier benadeeld kan worden. Om die reden is in de wet de volgende bepaling opgenomen (art. 1:95a lid 1 BW):

Indien een onderneming buiten de gemeenschap valt, komt ten bate van de gemeenschap een redelijke vergoeding voor de kennis, vaardigheden en arbeid die een echtgenoot ten behoeve van die onderneming heeft aangewend, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen.

De bepaling heeft voor de fietsenmaker uit het voorbeeld tot gevolg dat hij niet ongestraft een te laag loon aan zichzelf kan toekennen. De wetgever geeft met bovenstaande bepaling aan dat er aan de wettelijke huwelijksgemeenschap een redelijke vergoeding moet worden betaald vanuit de onderneming die tot het privé vermogen behoort. De echtgenoot van de fietsenmaker kan stellen dat er meer geld vanuit de onderneming in de wettelijke gemeenschap van goederen terecht moet komen, als de fietsenmaker zichzelf een te laag loon uitkeert.houdt voor

Het is niet moeilijk voor te stellen dat deze wettelijke bepaling tot een hoop vragen en discussies kan leiden in de praktijk. Hoe moet bijvoorbeeld worden bepaalt wat een “redelijke vergoeding voor kennis, vaardigheden en arbeid” is? En moet de partner van de ondernemer tijdens het huwelijk al vragen om de vergoeding, of mag dat ook na het huwelijk nog? En een andere belangrijke vraag is op welke huwelijken deze wettelijke bepaling precies ziet. Op deze laatste vraag wordt hierna iets dieper ingegaan.

Overgangsrecht nieuw huwelijksvermogensrecht

Als er een nieuwe wet in werking treedt, wordt in de wet opgenomen per wanneer de wet geldt en of de wet ook van invloed is op situaties die voor de inwerkingtreding van de wet al bestonden. Voor de inwerkingtreding van de wet op 1 januari 2018 waren er natuurlijk al heel veel mensen getrouwd. Betekent de inwerkingtreding van de beperkte huwelijksgemeenschap dat die wet ook opeens gaat gelden voor echtparen die al getrouwd waren op 1 januari 2018? Dat is een vraag die worden geregeld door het overgangsrecht. Voor de wet die de beperking van de huwelijksgoederengemeenschap regelt, geldt als overgangsrechtelijke bepaling dat die beperkte huwelijksgoederengemeenschap enkel van toepassing is op de huwelijken die vanaf 1 januari 2018 worden gesloten (art. IV van de wijzigingswet, Stb 2017, nr. 177.). De wetgever heeft in de wet alleen niks gezegd over de bepaling over de onderneming die hierboven is opgenomen. Daardoor is discussie in de literatuur ontstaan of dat artikel ook zou moeten gelden voor huwelijken die al waren gesloten voor 1 januari 2018. Als dat zo is, dan heeft dat tot gevolg dat een ondernemer die voor die datum is getrouwd en een onderneming heeft die tot zijn privé vermogen behoort mogelijk een vergoeding aan de huwelijksgemeenschap moet gaan betalen. Om deze onduidelijkheid op te heffen, is er nu een reparatiewetsvoorstel ingediend. Daarin is opgenomen dat het artikel dat bepaalt dat de ondernemer een vergoeding verschuldigd kan zijn, enkel geldt voor huwelijken die zijn aangegaan vanaf 1 januari 2018 (art. V van wetsvoorstel 35 348). Daarmee is de discussie beslecht. Het wetsvoorstel wordt op dit moment behandeld in de Tweede Kamer.

Mocht u een getrouwde ondernemer zijn en vragen hebben over de gevolgen van uw huwelijk op uw onderneming, dan kunt u altijd contact opnemen met een advocaat familierecht.

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.