Eerlijk zullen wij alles delen…

Het uitgangspunt van de wet is (artikel 1:100 Burgerlijk Wetboek) dat echtgenoten een gelijk aandeel hebben in de ontbonden gemeenschap van goederen. De gemeenschap van goederen wordt ontbonden op het moment dat het echtscheidingsverzoek is ingediend bij de rechtbank.

 

Dit betekent dat bij een echtscheiding de gemeenschap van goederen in beginsel bij helfte dient te worden gedeeld. Eens in de zoveel tijd proberen ex-echtgenoten de rechter ervan te overtuigen dat bij echtscheiding van deze verdeling dient te worden afgeweken. Zo ook de man in de echtscheidingsprocedure die heeft geleid tot een recente uitspraak van de Hoge Raad (HR 20 september 2013, RFR 2013/129).

De man en de vrouw in deze zaak waren gehuwd in gemeenschap van goederen. In juni 2007 zijn zij gescheiden en diende er tot verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen te worden gekomen.

De man heeft een discussie met de belastingdienst gevoerd over de aangifte omzetbelasting over de jaren 2005 en 2006. Uiteindelijk heeft de man met de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder meer is opgenomen dat er nog een naheffingsaanslag zal worden opgelegd. Bij de echtscheiding stelt de man zich op het standpunt dat de schuld als gevolg van deze naheffingsaanslag in de (inmiddels ontbonden) gemeenschap van goederen valt zodat de vrouw de helft van deze schuld dient te dragen.

Het gerechtshof komt tot het oordeel dat (een gedeelte van) de schuld in de ontbonden gemeenschap van goederen valt. Wel was het hof van oordeel dat de man deze belastingschulden en ook de daarover verschuldigde heffingsrente alleen diende te dragen. Het hof is van mening dat dit voortvloeit uit de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Deze redelijkheid en billijkheid wordt ingevuld uit het feit dat de vrouw niet betrokken was bij de discussie en het overleg met de Belastingdienst en ook niet bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst. De Hoge Raad casseert deze uitspraak van het gerechtshof en komt tot het oordeel dat de omstandigheden die het hof aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd niet zonder meer voldoende zijn om een afwijking van de verdeling bij helfte te rechtvaardigen.

Met andere woorden: slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan bij een verdeling van een gemeenschap van goederen worden afgeweken van een verdeling bij helfte.

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.