De nalatenschap en aandelen in een BV: aanbiedings- en blokkeringsregelingen
Als een erflater tijdens zijn leven aandeelhouder was van een BV dan vallen na het overlijden zijn aandelen in de nalatenschap. Op grond van het ondernemingsrecht is het mogelijk dat de aandelen in de BV moeten worden aangeboden aan de andere aandeelhouders op het moment dat deze aandelen in een nalatenschap terecht komen. De ondernemingsrechtelijke bepalingen zijn bedoeld om het besloten karakter van de BV te waarborgen.
Naast deze zogenoemde aanbiedingsregeling, kent het ondernemingsrecht ook blokkeringsregelingen. Blokkeringsregelingen dienen hetzelfde doel als de aanbiedingsregeling. Bij een mogelijke overdracht van aandelen zorgt de blokkeringsregeling ervoor dat er eerst een handeling door de overdragende aandeelhouder moet worden verricht, voordat de aandelen kunnen worden overgedragen aan de beoogde verkrijger.
Zowel de aanbiedingsregeling als de blokkeringsregeling vallen onder de overdrachtsbeperkende maatregelen die zijn opgenomen in Boek 2 Burgerlijk Wetboek (BW). Allebei de regelingen kunnen in botsing komen met de belangen van een beoogde verkrijger van de aandelen uit de nalatenschap. Een uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 13 juli 2021 laat dit duidelijk zien (ECLI:NL:RBOVE:2021:2943). Kort gezegd was de vraag of een legataris de aan hem gelegateerde aandelen kon verkrijgen in weerwil van een aanbiedings- en blokkeringsregeling die in de statuten van de BV waren opgenomen.
Overdrachtsbeperkende maatregelen botsen met het legaat: de casus
De casus in dit geschil was als volgt. (De rechter geeft in rov. 2 van de uitspraak een mooie samenvatting van de inhoud van het geschil.) Erflater was samen met zijn twee broers aandeelhouder in “Beheer BV”. Erflater had verreweg het grootste aantal uitgegeven preferente aandelen en gewone aandelen in zijn bezit. Zijn twee broers hadden elk één preferent aandeel.
In zijn testament heeft erflater een executeur benoemd. Aan de executeur heeft erflater in zijn testament een opdracht gegeven om een stichting op te richten. De stichting is door erflater tot enig erfgenaam benoemd. Ook stond in het testament een legaat opgenomen ten behoeve van de neef van erflater. De neef krijgt aandelen in de BV van erflater gelegateerd tegen inbreng van een in het testament genoemd bedrag.
De executeur wil de aandelen aan de neef overdragen. De broers van erflater zijn van mening dat op basis van de blokkeringsregeling in de statuten de aandelen eerst aan hen moeten worden aangeboden. Zij hebben om die reden conservatoir beslag gelegd op de aandelen.
Blokkeringsregeling en aanbiedingsregeling
In de uitspraak wordt een aantal onderdelen uit de statuten van de BV geciteerd uit de aanbiedingsregeling en de blokkeringsregeling:
“Blokkeringsregeling (aanbieding)
Artikel 11
1. Een aandeelhouder die aandelen wenst te vervreemden, anders dan aan één of meer van zijn bloedverwanten in de rechte neerdalende lijn, is verplicht van zijn voornemen daartoe bij aangetekende brief aan de overige aandeelhouders mededeling te doen, onder opgave van het aantal en de soort van de te vervreemden aandelen. Deze kennisgeving geldt als aanbieding aan de overige aandeelhouders. (…)
Bijzondere aanbiedingsplicht
Artikel 12
1.a. Ingeval van overlijden van een aandeelhouder, (…), moeten zijn aandelen worden aangeboden met inachtneming van het in de navolgende leden bepaalde.
(…)
6. De verplichting ingevolge lid 1 geldt niet:
(…)
c. indien tengevolge van overlijden geen andere personen dan één of meer bloedverwanten in de rechte neerdalende lijn van wijlen de heer [D] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] , overleden op [sterfdatum 2] , rechten op aandelen kunnen doen gelden.”
De broers van erflater stellen zich op het standpunt dat de aandelen op grond van de blokkeringsregeling van art. 11 van de statuten aan hen aangeboden moeten worden. Als de broers de aandelen overnemen op grond van de blokkeringsregeling, kan het legaat niet meer worden uitgevoerd ten behoeve van de neef.
De neef is van mening dat de aandelen niet aan de broers hoeven te worden aangeboden, vanwege de uitzondering die is opgenomen bij de aanbiedingsplicht in art. 12 van de statuten.
Overwegingen rechtbank ten aanzien van de blokkeringsregeling en de aanbiedingsregeling
De rechtbank overweegt in rov. 6.2 dat er twee aanbiedingsregelingen zijn opgenomen in art. 11 en 12 van de statuten. De aanbiedingsregeling in art. 11 is volgens de rechtbank van toepassing op het moment dat een aandeelhouder zijn aandelen wil vervreemden. En de aanbiedingsregeling van art. 12 is relevant op het moment dat de aandeelhouder komt te overlijden. De rechtbank komt vervolgens tot de conclusie dat in dit geval art. 12 van de statuten van toepassing is en art. 11 niet.
In art. 12 is een uitzondering opgenomen die inhoudt dat de aandelen die in de nalatenschap terecht zijn gekomen niet aan de overige aandeelhouders hoeven te worden aangeboden, op het moment dat de aandelen toekomen aan bloedverwanten in de rechte neerdalende lijn van de vader van erflater. Omdat de neef een kleinzoon is van de in de statuten genoemde persoon, is de rechtbank van mening dat de aanbiedingsplicht van art. 12 niet hoeft te worden uitgevoerd.
De rechtbank concludeert dat de executeur de aandelen aan de legataris kan overdragen en heft het conservatoir beslag op de aandelen op.
Verschil in blokkeringsregeling en aanbiedingsregeling: Van belang voor afwikkeling van de erfenis
Er is het één en ander af te dingen op de uitspraak van de rechtbank. Dit ziet met name op het gemak waarmee de rechtbank de blokkeringsregeling uit art. 11 van de statuten aan de kant schuift.
De blokkeringsregeling is opgenomen in art. 2:195 BW. Sinds de invoering van de Wet Flex BV op 1 oktober 2012 is het niet meer verplicht om een blokkeringsregeling in de statuten op te nemen. Staat er geen blokkeringsregeling in de statuten, dan bepaalt art. 2:195 lid 1 BW dat er een aanbiedingsregeling van kracht is op het moment dat een aandeelhouder zijn aandelen wil vervreemden. (Het is overigens ook mogelijk om in het geheel geen blokkeringsregeling van toepassing te laten zijn bij vervreemding van aandelen, maar dan moet dit uitdrukkelijk in de statuten zijn opgenomen.)
Lid 2 van art. 2:195 BW is van groot belang op het moment dat er aandelen zijn gelegateerd. In dat artikellid staat dat de overdracht krachtens een legaat voor de toepassing van lid 1 geldt als een overdracht door de erflater. Zijn er aandelen gelegateerd en is de wettelijke aanbiedingsregeling van art. 2:195 lid 1 BW van toepassing, dan moeten deze aandelen dus eerst aangeboden worden, voordat eventuele uitvoering van het legaat mogelijk is.
De rechter had in bovenstaande casus niet zomaar de blokkeringsregeling uit art. 11 van de statuten aan de kant kunnen schuiven. Ten eerste had de rechter moeten bekijken of ergens in art. 11 stond opgenomen in hoeverre de statutaire blokkeringsregeling ook van toepassing was in het geval van overdracht op grond van een legaat. Ik ga ervan uit dat er in art. 11 geen uitdrukkelijke verwijzing naar de overdracht krachtens legaat stond. Als dat wel zo was geweest, was dat onderdeel uit de statuten ongetwijfeld opgenomen in de uitspraak.
De stap die de rechter vervolgens had moeten nemen is vaststellen of de regeling van art. 2:195 lid 2 BW hier analoog van toepassing is. Ondanks dat er in art. 2:195 lid 2 BW uitdrukkelijk wordt verwezen naar lid 1, kan beargumenteerd worden dat lid 2 ook in dit geval van toepassing is. Er bestaat immers een grote gelijkenis tussen de inhoud van art. 2:195 lid 1 en art. 11 van de statuten. In het geval dat art. 2:195 lid 2 BW hier analoog wordt toegepast, heeft dat tot gevolg dat art. 11 van de statuten ook werking heeft bij afgifte van het legaat. De aandelen hadden in dat geval eerst aan de broers van de erflater als mede aandeelhouders aangeboden moeten worden.
Als de rechter tot de conclusie was gekomen dat er geen sprake kan zijn van analoge toepassing van art. 2:195 lid 2 BW dan was art. 11 van de statuten niet van toepassing. De niet toepasselijkheid berust dan wel op hele andere gronden dan dat de rechter in de uitspraak heeft aangegeven.
Uitzondering op toepassing blokkeringsregeling bij overdracht krachtens legaat
Tot slot wijs ik nog op de ontsnappingsmogelijkheid voor de legataris van art. 2:195 lid 7 BW. Dit artikellid is van toepassing op het moment dat de blokkeringsregeling moet worden uitgevoerd, voordat tot overdracht krachtens legaat kan worden overgegaan. Een legataris kan op grond van art. 2:195 lid 7 BW de rechtbank verzoeken om de blokkeringsregeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing te verklaren. De rechter kan dit verzoek slechts toewijzen op het moment dat de belangen van de legataris bij afgifte van het legaat dat vorderen en de belangen van de aandeelhouders daardoor niet onevenredig worden geschaad.