Legaten van aandelen in de vereffening

In de Vereffeningsflits van juni 2022 (het legaat in de vereffening) kon u al lezen over legaten in de vereffening. Dit betrof een algemeen overzicht van aandachtspunten hoe met legaten en legatarissen moet worden omgegaan tijdens de vereffeningsprocedure.

Deze bijdrage zal dieper ingaan op een specifiek soort legaten, te weten een legaat van aandelen in een BV. Op het moment dat een dergelijk legaat moet worden afgegeven, vloeien het erfrecht en het ondernemingsrecht samen. Beide rechtsgebieden hebben invloed op de afgifte van het legaat. Deze beide invloeden en hoe daarmee om te gaan komen in deze bijdrage aan bod.

Om de materie zo concreet mogelijk te maken, wordt gebruik gemaakt van de volgende casus:

Erflater A is overleden en heeft in haar testament een legaat van aandelen opgenomen ten behoeve van haar dochter B. Ten laste van dochter B heeft erflater A twee sublegaten opgenomen ten behoeve van haar twee andere kinderen, te weten dochter C en zoon D. Het betreffen twee geldlegaten elk ter grootte van 1/3e gedeelte van de waarde van de aandelen. Erflater A had op het moment van haar overlijden geen formele relatie met iemand anders. In haar testament heeft erflater A haar kinderen ook tot erfgenaam benoemd, elk voor 1/3e gedeelte van de nalatenschap.

A was tijdens haar leven samen met haar zus en twee broers aandeelhouder van een BV. Aan de BV is een onderneming verbonden die zich bezighoudt met het produceren van huidverzorgingsproducten.

Er is door de rechter een professionele vereffenaar benoemd.

Afbeelding1

Afbeelding2

Algemeen ondernemingsrecht: overdrachtsbeperkende maatregelen

De naam ‘besloten vennootschap’ zegt het al: deze vennootschap richt zich in beginsel op een besloten groep aandeelhouders die gezamenlijk rechthebbende zijn van een onderneming. Om die reden biedt de wet mogelijkheden om de beslotenheid van de BV te waarborgen op het moment dat er een wisseling van aandeelhouders plaatsvindt.

Het samenstel van deze maatregelen noemt men “overdrachtsbeperkende maatregelen”. Deze vallen uiteen in de onderdelen blokkeringsregeling (art. 2:195 BW), kwaliteitseisen (art. 2:192 lid 1 sub b BW) en aanbiedingsplicht (art. 2:192 lid 1 sub c BW).

Op het moment dat er een legaat van aandelen is opgenomen in een uiterste wil, moet bekeken worden of genoemde overdrachtsbeperkende maatregelen in de weg staan aan het kunnen afgeven van het legaat.

Legaat van aandelen en blokkeringsregeling

De blokkeringsregeling treedt in werking op het moment dat er aandelen worden overgedragen. In de wet staat opgenomen dat de afgifte van een legaat van aandelen als een overdracht van de aandelen door de erflater wordt gezien (art. 2:195 lid 2 BW). Wanneer het legaat wordt afgegeven moet dus worden bekeken of er uitvoering moet worden gegeven aan de blokkeringsregeling.

Sinds de invoering van de Flex BV op 1 oktober 2012 geldt het volgende ten aanzien van blokkeringsregelingen. In beginsel is de wettelijke blokkeringsregeling van art. 2:195 lid 1 BW van toepassing. Die houdt in dat de aandelen eerst moeten worden aangeboden aan de andere aandeelhouders. Als deze aandeelhouders aangeven dat zij de aandelen willen overnemen, dan moeten de aandelen aan de aandeelhouders worden overgedragen.

De vereffenaar in de casus zal de aandelen in het geval van de wettelijke blokkeringsregeling eerst moeten aanbieden aan de aandeelhouders E, F en G. Op het moment dat die aangeven dat zij de aandelen willen overnemen, moet de vereffenaar meewerken aan de overdracht van de aandelen aan deze aandeelhouders. Het legaat van aandelen aan B kan niet meer worden afgegeven. (Overigens ontvangt de nalatenschap uiteraard wel een bedrag ter grootte van de waarde van de aandelen van de overige aandeelhouders.)

Er bestaat in het ondernemingsrecht een mogelijkheid dat de blokkeringsregeling geheel of gedeeltelijk wordt opgeheven ten behoeve van een specifieke overdracht. Deze mogelijkheid is opgenomen in art. 2:195 lid 7 BW.  Er kan door een belanghebbende aan de rechter worden verzocht om in sommige situaties de blokkeringsregeling buiten toepassing te verklaren. Dit is onder andere het geval bij de afgifte van het legaat. Onder belanghebbende wordt in elk geval de legataris verstaan en vermoedelijk ook de vereffenaar. De rechter wijst dit verzoek toe op het moment “dat de belangen van de verzoeker dat bepaaldelijk vorderen en de belangen van anderen daardoor niet onevenredig worden geschaad” (art. 2:195 lid 7, derde zin). Er zijn tot op heden nog geen voorbeelden in de rechtspraak bekend waarbij de rechter dit verzoek behandelt in het kader van een legaat. Wel zijn al enkele voorbeelden bekend van het verzoek tot buiten toepassing laten van de blokkeringsregeling bij executoriaal beslag op aandelen. (Zie bijvoorbeeld rechtbank Noord-Holland, 15 april 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:3842.)

In plaats van de wettelijke aanbiedingsregeling, kan In de statuten van de BV een blokkeringsregeling zijn opgenomen die afwijkt van de wettelijke blokkeringsregeling. Zo kan er bijvoorbeeld in de statuten van de BV zijn opgenomen dat de overige aandeelhouders goedkeuring moeten verlenen voor de afgifte van het legaat. Wordt de goedkeuring niet verleend door E, F en G dan kan de vereffenaar het legaat niet afgeven aan dochter B. Ook in dit geval kan aan de rechter worden verzocht om de (statutaire) blokkeringsregeling buiten toepassing te verklaren.

En tot slot is het sinds 1 oktober 2012 mogelijk dat de statuten van de BV uitdrukkelijk bepalen dat er geen blokkeringsregeling bestaat bij de overdracht van aandelen. In dat geval kan het legaat worden afgegeven, zonder rekening te hoeven houden met een blokkeringsregeling.

Legaat van aandelen en kwaliteitseis

Een tweede overdrachtsbeperkende maatregel die wordt besproken is de kwaliteitseis. In de statuten van de BV kunnen eisen worden verbonden aan het aandeelhouderschap (art. 2:192 lid 1 sub b BW). Voorbeelden van deze eisen zijn dat een aandeelhouder tot een bepaalde familie moet behoren, dat een aandeelhouder een bepaald beroep moet uitoefenen, dat de aandeelhouder een natuurlijk persoon moet zijn, enz. Kan een nieuwe aandeelhouder niet aan deze eis voldoen, dan kunnen de statuten bepalen dat de aandelen moeten worden aangeboden aan de overige aandeelhouders. De overige aandeelhouders hebben in dat geval weer de mogelijkheid om de aandelen over te nemen.

Worden in de statuten bepaalde eisen gesteld aan de aandeelhouder, dan kan het legaat in beginsel wel worden afgegeven aan de legataris. Het is dan wel mogelijk dat de legataris de aandelen na verkrijging moet aanbieden aan de overige aandeelhouders, omdat hij niet aan de eisen kan voldoen. De aandeelhouder ontvangt in dat geval de waarde van de aandelen van de overnemende aandeelhouders.

Uit de literatuur volgt dat art. 2:195 lid 7 BW niet kan worden ingezet bij een kwaliteitseis die in de statuten staat. Dat betekent dat de legataris niet de mogelijkheid heeft om de rechter te verzoeken dat de kwaliteitseis wordt opgeheven ten behoeve van de legataris als aandeelhouder.

Stel dat in de statuten van de BV uit de casus de eis is opgenomen dat alle aandeelhouders afstammeling moeten zijn van Willem Hensen. Willem Hensen is de grootvader van erflater A. Legataris B is ook afstammeling van Willem Hensen en om die reden bezit zij de juiste kwaliteit om aandeelhouder te kunnen zijn. Ze hoeft haar aandelen na afgifte van het legaat niet aan te bieden aan de overige aandeelhouders.

Legaat van aandelen en aanbiedingsplicht

De laatste overdrachtsbeperkende maatregel die hier wordt besproken is de zogenoemde aanbiedingsplicht. Deze staat opgenomen in art. 2:195 lid 2 sub c BW. Van belang is om deze aanbiedingsplicht niet te verwarren met de blokkeringsregeling van art. 2:195 BW. Ook op grond van de blokkeringsregeling kan een verplichting tot aanbieding van de aandelen ontstaan. Maar die verplichting heeft specifiek te maken met de overdracht van de aandelen. De aanbiedingsplicht uit art. 2:195 lid 1 sub c BW ziet op in de statuten genoemde situaties waarin de aandeelhouder verplicht is om zijn aandelen aan te bieden. Een voorbeeld is de bepaling in de statuten dat een aandeelhouder verplicht is om zijn aandelen aan te bieden op het moment dat hij in staat van faillissement wordt verklaard. Een ander voorbeeld is dat de aandelen moeten worden aangeboden als de aandeelhouder overlijdt of als de aandelen in een huwelijksgemeenschap terecht komen.

Stel dat in de statuten van de BV uit de casus is opgenomen dat er een aanbiedingsplicht geldt op het moment dat een aandeelhouder overlijdt. De vereffenaar zal in dat geval de aandelen moeten aanbieden aan de andere aandeelhouders. Geven zij aan dat zij de aandelen willen overnemen, dan kan de vereffenaar ook in dit geval het legaat van aandelen niet afgeven aan B. Net als bij de blokkeringsregeling ontvangt de nalatenschap wel de waarde van de aandelen van de andere aandeelhouders.

Aangenomen wordt dat art. 2:195 lid 7 BW bij de aanbiedingsplicht van art. 2:192 lid 1 sub c BW een rol kan spelen. Dat houdt in dat legataris B, of eventueel de vereffenaar, aan de rechter kan verzoeken om de aanbiedingsplicht ten behoeve van de afgifte van het legaat kan opheffen. Heft de rechter de aanbiedingsplicht op, dan kan tot afgifte van het legaat van aandelen aan B worden overgegaan.

Tot slot over legaten van aandelen in de vereffening

Uit het voorgaande blijkt dat het legaat van aandelen tijdens de vereffening een bijzondere positie inneemt tussen eventuele andere legaten. De vereffenaar zal een uitstapje naar het ondernemingsrecht moeten maken om zich ervan te vergewissen of afgifte van het legaat mogelijk is. Overdrachtsbeperkende maatregelen in Boek 2 BW of in de statuten van de BV kunnen ervoor zorgen dat de afgifte van het legaat van aandelen niet (meteen) uitgevoerd kan worden.


Dit artikel is onderdeel van de VereffeningsFlits maart 2023. Bekijk het volledige overzicht.

VereffeningsFlits | mrt. ’23

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.