Niet onterfd, en toch een beroep op de legitieme portie

Een onterfd kind weet wat hem te doen staat om toch iets te verkrijgen uit de nalatenschap van zijn vader of moeder: hij zal een beroep moeten doen op zijn legitieme portie. Daarmee zal hij niet alsnog erfgenaam worden, maar wel een geldvordering krijgen ter grootte van zijn legitieme portie. Maar niet alleen onterfde kinderen kunnen een beroep op de legitieme portie doen. Ook voor afstammelingen die niet onterfd zijn, of die in de vorm van een legaat iets uit de nalatenschap verkrijgen, kan dat soms verstandig zijn.

Het aanvullend beroep op de legitieme portie

Op het eerste gezicht lijkt het misschien niet logisch om een beroep op je legitieme portie te doen, wanneer je niet onterfd bent en dus voor je volledige wettelijke deel als erfgenaam meedoet in de nalatenschap. Een legitieme portie kan evenwel een hogere waarde vertegenwoordigen dan dit erfdeel. Dat komt doordat de legitieme portie niet berekend wordt over het saldo van de nalatenschap, maar over de legitimaire massa. Die legitimaire massa bestaat uit de waarde van de goederen van de nalatenschap, verminderd met bepaalde schulden, en vermeerderd met bepaalde giften die door de erflater gedaan zijn. Die giften kunnen een beroep op de legitieme portie ook voor een niet onterfd kind interessant maken. Dat kan geschetst worden aan de hand van een voorbeeld.

Voorbeeld aanvullend beroep op de legitieme portie

Stel: een vader met drie kinderen heeft een woning ter waarde van € 200.000,00. Enige tijd vóór zijn overlijden verkoopt hij de woning voor slechts € 100.000,00 aan kind A. Van de ontvangen koopsom schenkt hij vervolgens een bedrag van € 50.000,00 aan kind B. Vader heeft geen testament gemaakt. Als vader komt te overlijden, blijkt zijn nalatenschap alleen nog te bestaan uit een banktegoed van € 30.000,00. Zijn drie kinderen zijn op grond van de wet alle drie voor 1/3 deel gerechtigd tot zijn nalatenschap, en ontvangen dus ieder € 10.000,00. Daar zou C genoegen mee kunnen nemen, maar dat hoeft hij niet. Hoewel kind C niet onterfd is, is zijn legitieme portie namelijk groter dan wat hij als erfgenaam uit de nalatenschap verkrijgt.

De legitieme portie van C is immers 1/6 deel van de legitimaire massa, die bestaat uit de waarde van de goederen (€ 30.000,00), te vermeerderen met de gift aan A (€ 100.000,00) en de gift aan B (€ 50.000,00), en die dus € 180.000,00 bedraagt. Daarmee is de legitieme portie van C € 30.000,00. Als C een aanvullend beroep doet op zijn legitieme portie, heeft hij dus naast zijn erfdeel van € 10.000,00 nog recht op een bedrag van € 20.000,00 uit de nalatenschap. C is dus niet onterfd, maar met een aanvullend beroep op zijn legitieme portie zorgt kind C er dus voor dat het hele tegoed van € 30.000,00 van de nalatenschap hem als erfgenaam en legitimaris toekomt, in plaats van dat ieder kind € 10.000,00 ontvangt.

De legitieme portie na verwerping

Zoals in het hierboven geschetste voorbeeld te zien is, komt de waarde van alles wat een legitimaris krachtens erfrecht verkrijgt in mindering van diens legitieme portie: C krijgt als legitimaris € 30.000,00, verminderd met het bedrag van € 10.000,00 dat hij als erfgenaam al krijgt. Dat zou tot de gedachte kunnen leiden dat door verwerping aanspraak gemaakt kan worden op de volledige legitieme portie, omdat dan niets krachtens erfrecht verkregen wordt. Die gedachte is niet (altijd) juist.

Een foutje bij de legitieme portie is zo gemaakt: legitieme portie is dan nul

In de eerste plaats geldt dat de legitimaris die de nalatenschap verwerpt en bij het afleggen van de verwerpingsverklaring niet ook verklaart dat hij zijn legitieme portie wenst te ontvangen, zijn recht op zijn legitieme portie verliest. Maar ook als hij wel verklaard heeft dat hij zijn legitieme portie wenst te ontvangen, zorgt verwerping er in beginsel niet voor dat de legitimaris zonder vermindering aanspraak kan maken op zijn legitieme portie. Alles wat een legitimaris op grond van een erfstelling of legaat kan verkrijgen, maar door verwerping van de nalatenschap of van het legaat niet verkrijgt, komt namelijk evenzeer in mindering op de legitieme portie. Als je met een erfstelling of een legaat iets kunt verkrijgen dat ten minste evenveel waard is als je legitieme portie, zou verwerping er dus voor zorgen dat je ook als legitimaris achter het net zult vissen: je legitieme portie is dan immers nul.

De legitieme portie en inferieure makingen

Daar bestaan wel uitzonderingen op. Als sprake is van ‘inferieure’ erfstellingen of legaten, mag je wél verwerpen zonder dat dat consequenties heeft voor je legitieme portie. Iets wat je als erfgenaam kunt verkrijgen wordt als inferieur beschouwd, als goederen zijn nagelaten onder een voorwaarde, een last of een bewind. Dat geldt dan weer niet – een uitzondering op een uitzondering dus – voor een bewind dat is ingesteld op de in het testament vermelde grond dat de legitimaris ongeschikt of onmachtig is in het beheer te voorzien, of op de grond dat zonder bewind de goederen hoofdzakelijk diens schuldeisers ten goede zouden komen. Ook een erfstelling waarbij er ten laste van de legitimaris legaten zijn gemaakt die tot iets anders verplichten dan betaling van een geldsom of overdracht van goederen van de nalatenschap (denk bijvoorbeeld aan een vruchtgebruiklegaat) geldt als een inferieure making, die dus verworpen kan worden zonder dat dat nadelige consequenties heeft voor de legitieme portie.

Een legaat wordt in dezelfde gevallen als een erfstelling als inferieur beschouwd. Daarnaast is een legaat inferieur als het later dan zes maanden na het overlijden van de erflater of (indien de legitimaris mede-erfgenaam is) pas na de verdeling van de nalatenschap opeisbaar wordt, of als het legaat ten laste komt van een of meer erfgenamen van wie de erfdelen ontoereikend zijn om het legaat daaruit te voldoen. Dergelijke legaten kunt u als legitimaris dus verwerpen, zonder dat de waarde ervan in mindering gebracht zal worden op uw legitieme portie.

Inferieure makingen en de termijn van verwerping

Mocht u geconfronteerd worden met een inferieure making en u in plaats daarvan liever een geldbedrag als legitimaris ontvangt, kunt u de nalatenschap of het legaat dus straffeloos verwerpen. Dat zult u dan wel moeten doen binnen de wettelijke termijn van drie maanden na overlijden van de erflater. Als u na het verstrijken van die termijn de zou verwerpen, strekt de waarde van de inferieure making alsnog in mindering op uw legitieme portie. Dat is overigens niet altijd een fatale termijn: deze kan door de kantonrechter op grond van bijzondere omstandigheden worden verlengd. En dat kan zelfs nog nadat de termijn is verlopen.

Concluderend over de (aanvullende) legitieme portie

Kortom: ook als u niet onterfd bent, kan een beroep op een legitieme portie zinvol zijn. Dat kan een aanvullend beroep zijn, of – in geval van inferieure makingen, onder bepaalde voorwaarden – een beroep op de legitieme portie na verwerping van de nalatenschap of het legaat. Hoe dan ook is het verstandig om u in voorkomend geval hierover goed te laten adviseren. Als erfrechtadvocaten zijn wij u daarmee natuurlijk graag van dienst.

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.