Wanneer de geringe waarde van de baten van een nalatenschap daartoe aanleiding geeft (bijvoorbeeld omdat de boedel van de nalatenschap geen activa bevat of de activa onvoldoende toereikend zijn om de vereffeningskosten van te voldoen), komt op grond van art. 4:209 BW de opheffing van de vereffening in beeld. Dit komt feitelijk neer op de beëindiging van de vereffening. De opheffing kan worden bevolen door de kantonrechter op verzoek van de vereffenaar of een belanghebbende op grond van art. 4:209 lid 1 BW. Bij het bevel tot opheffing van de vereffening stelt de kantonrechter op grond van art. 4:209 lid 2 BW het bedrag van de reeds gemaakte vereffeningskosten vast.
Op 8 juli 2024 heeft de rechtbank Den Haag moeten oordelen over vereffeningskosten in het kader van de opheffing van de vereffening, die zijn gemaakt door een ander dan de erfgenaam-vereffenaar. De casus die aan deze uitspraak ten grondslag ligt en de uitspraak zelf zullen in het vervolg van deze bijdrage worden toegelicht. Daarna wordt ingegaan op het juridisch kader dat ten grondslag ligt aan het loon van de vereffenaar en wordt de uitspraak naast dit juridisch kader gelegd. Tot slot wordt de vraag beantwoord wat deze uitspraak (mogelijk) betekent voor de erfrechtpraktijk.
Rechtbank Den Haag 8 juli 2024 (Notamail 2024-168)
In de uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 8 juli 2024 (nr. 11009309 EJ VERZ 24-73367, gepubliceerd in Notamail 2024-168) gaat het om een nalatenschap die door de enig erfgenaam (hierna: ‘de erfgenaam’) beneficiair is aanvaard. De erfgenaam heeft ten behoeve van de vereffening van de nalatenschap een professional ingeschakeld. Deze professional heeft voor een bedrag van € 822,66 aan kosten gemaakt. Deze kosten zien op werkzaamheden in verband met het opstellen van de boedelbeschrijving en het opstellen van het verzoek tot opheffing van de vereffening. De door de erfgenaam ingeschakelde professional is niet door de rechtbank tot vereffenaar benoemd.
Een erfgenaam-vereffenaar heeft geen recht op een vergoeding voor de uitgevoerde vereffeningswerkzaamheden, een (door de rechtbank) benoemde vereffenaar wel. Toch acht de kantonrechter het in dit geval redelijk om de werkzaamheden van de professional als ‘pre-vereffeningskosten’ aan te merken – en daarmee als vereffeningskosten ten laste van de boedel te brengen – omdat de kantonrechter het voorstelbaar acht dat zonder tussenkomst van de professional onjuiste of geen handelingen zouden zijn verricht ten aanzien van de vereffening van de nalatenschap. De kantonrechter baseert dit oordeel op het belang van een deugdelijke vereffening én op de Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter. Het gevorderde bedrag aan vereffeningskosten blijft binnen het maximum van 5 uur dat redelijk wordt geacht. Bovendien is het voldoende aannemelijk dat de werkzaamheden noodzakelijk zijn geweest om tot het begin van een deugdelijke vereffening te komen. Ondanks het feit dat de professional niet is benoemd tot vereffenaar, mogen deze vereffeningskosten toch ten laste van de boedel worden gebracht, aldus de kantonrechter van de rechtbank Den Haag.
Juridisch kader loon vereffenaar van een nalatenschap
Op grond van art. 4:7 lid 1 sub c BW vormen de kosten van vereffening van de nalatenschap, met inbegrip van het loon van de vereffenaar, een schuld van de nalatenschap. Dat betekent dat het loon van de vereffenaar wordt voldaan uit de nalatenschap.
Het erfrecht onderscheidt twee soorten vereffenaars. In de eerste plaats de erfgenamen die de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard (zij moeten gezamenlijk de nalatenschap gaan vereffenen, tenzij er een executeur benoemd is en deze een ruimschoots toereikend-verklaring af kan leggen). Art. 4:195 lid 1 BW bepaalt dat wanneer een nalatenschap door een of meer erfgenamen beneficiair aanvaard is en de nalatenschap op grond van art. 4:202 lid 1 sub a BW vereffend moet worden, alle erfgenamen vereffenaar zijn. In de tweede plaats is er de door de rechtbank benoemde vereffenaar op grond van art. 4:202 lid 1 sub b BW. Een door de rechtbank benoemde vereffenaar heeft recht op loon, zo bepaalt art. 4:206 lid 3 BW. Aan erfgenamen die na een beneficiaire aanvaarding vereffenaar zijn, komt geen loon toe. Dit volgt uit lid 6 van onderdeel I van de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen. Dit is overigens anders wanneer een erfgenaam in opdracht van de overige erfgenamen werkzaamheden verricht en over het loon afspraken worden gemaakt of wanneer hij zich tot vereffenaar laat benoemen door de rechter op grond van art. 4:202 lid 1 sub b BW.
Naast dit wettelijk kader is ook de Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter (hierna: ‘de Handleiding’) relevant. Uit de toelichting op art. 4:209 lid 1 en 2 BW – waarin de opheffing van de vereffening is geregeld – volgt onder meer wat onder vereffeningskosten wordt verstaan. Daaronder vallen bijvoorbeeld maximaal 5 uren (in rekening te brengen op basis van de tarieven conform de Recofa-richtlijnen) voor pre-vereffeningskosten (zie p. 117 van de Handleiding). Daarbij wordt aangegeven dat onder vereffeningskosten niet wordt verstaan ‘kosten van de werkzaamheden uitgevoerd door (een gemachtigde van) de erfgenamen/vereffenaars. De wet biedt namelijk alleen de mogelijkheid om het loon van de door de rechtbank benoemde vereffenaar vast te stellen. Er is geen wettelijke grondslag voor het vaststellen van het loon van de erfgenamen/vereffenaars om de vereffeningswerkzaamheden uit te voeren en/of deze werkzaamheden uit te besteden aan bijvoorbeeld een notaris.’ (zie p. 118 van de Handleiding).
Deze passage zou de indruk kunnen wekken dat (pre-)vereffeningskosten die worden gemaakt door een door de erfgenaam-vereffenaar ingeschakelde professional/gemachtigde in het geheel niet voor vergoeding in aanmerking komen. Toch blijkt dit – gelet op het vervolg van de toelichting – niet juist te zijn. In de toelichting die daarop volgt wordt namelijk toegelicht wat onder pre-vereffeningskosten wordt verstaan. Omdat niet iedere erfgenaam de kennis in huis heeft om de nalatenschap zelf te vereffenen, zal een erfgenaam soms een professional inschakelen. Deze professional kan behulpzaam zijn bij het maken van de afweging om de nalatenschap zuiver of beneficiair te aanvaarden of te verwerpen. Ook kan deze professional behulpzaam zijn bij het opstarten van de afwikkeling door bijvoorbeeld een eerste inzicht in en overzicht te krijgen van de omvang en samenstelling van de boedel. Om de professional in de gelegenheid te stellen om deze hulp te bieden en deze terecht gemaakte kosten verhaalbaar te maken op de nalatenschap, beveelt de expertgroep aan om maximaal 5 uur van de werkzaamheden van de professional als vereffeningskosten in rekening te kunnen brengen (zie p. 120 van de Handleiding).
In diezelfde toelichting specificeert de Handleiding ook de voorwaarden waaraan deze professional moet voldoen om de vereffeningskosten met succes te kunnen verhalen op de boedel:
- Aan de erfgenaam die nog geen keuze heeft uitgebracht laten weten dat hij die keuze kan maken en hoe hij die keuze kan maken;
- Het verloop van de vereffening globaal schetsen aan de erfgenaam-vereffenaar;
- Begeleiding van de erfgenaam-vereffenaar bij het opstellen van de (voorlopige) boedelbeschrijving;
- Een voorbeeldbrief voor het aanschrijven van schuldeisers verstrekken aan de erfgenaam-vereffenaar;
- Specificeren van de te declareren uren conform de Recofa-richtlijnen;
- Bij voldoende activa de erfgenaam-vereffenaar informeren over de wenselijkheid en haalbaarheid van een verzoek aan de rechtbank om een vereffenaar te laten benoemen.
Daarbij overweegt de expertgroep dat er geen wettelijke grondslag bestaat om ‘pre-vereffeningskosten’ ten laste van de nalatenschap te brengen, maar dat deze aanbeveling tegemoet komt aan een vraag vanuit de praktijk en daarmee een maatschappelijk belang dient. Omdat het de kantonrechter is die de gemaakte vereffeningskosten vaststelt, acht de expertgroep deze aanbeveling redelijk en verantwoord (zie p. 121 van de Handleiding).
Toepassing juridisch kader op uitspraak kantonrechter van de rechtbank Den Haag 8 juli 2024
Wanneer het hiervoor geschetste juridisch kader met betrekking tot het loon van een vereffenaar wordt vergeleken met de uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 8 juli 2024, valt op dat de kosten van de professional zien op werkzaamheden in verband met het opstellen van de boedelbeschrijving en het opstellen van het verzoek tot opheffing van de vereffening. Deze werkzaamheden lijken verder te gaan dan de werkzaamheden die in de Handleiding opgesomd staan als ‘voorwaarden’ voor het voor vergoeding in aanmerking komen van pre-vereffeningskosten, gemaakt door een professional. In deze voorwaarden wordt immers gesproken over het begeleiden van de erfgenaam-vereffenaar bij het opstellen van de boedelbeschrijving en niet het opstellen van de boedelbeschrijving door de professional zelf. Ook wordt in deze voorwaarden niet verwezen naar kosten die gemaakt worden rondom het opstellen van het verzoek tot opheffing van de vereffening. De in de Handleiding geformuleerde voorwaarden zien vooral op het informeren c.q. bijstaan van de erfgenaam-vereffenaar, waarbij het initiatief in beginsel bij de erfgenaam-vereffenaar lijkt te liggen.
Het is daarom de vraag of de kantonrechter hier de aanbeveling van de expertgroep, zoals opgenomen in de Handleiding, in deze uitspraak mogelijk te ruimhartig toegepast heeft. Anderzijds is de door de kantonrechter bewandelde route wel een route die tegemoet komt aan onwetende erfgenamen-vereffenaars, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de correcte afwikkeling van nalatenschappen.
Betekenis uitspraak kantonrechter rechtbank Den Haag 8 juli 2024 voor de erfrechtpraktijk
Deze uitspraak vormt een mooi voorbeeld van een praktische toepassing van de bepalingen betreffende pre-vereffeningskosten waaraan de Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter refereert in de toelichting bij art. 4:209 lid 1 en 2 BW. Als gezegd lijkt de kantonrechter hier de aanbeveling van de expertgroep uit de Handleiding wat ruimer te hebben toegepast dan dat de aanbeveling feitelijk geformuleerd is. Dit biedt professionals in de praktijk – onder wie notarissen en advocaten – aanknopingspunten om wellicht wat meer/andere werkzaamheden te laten verrichten onder de noemer van pre-vereffeningskosten dan geformuleerd in de voorwaarden voor deze kosten in de Handleiding.
Overigens staat deze uitspraak niet op zichzelf. Ook de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland bepaalde op 6 december 2023 (ECLI:NL:RBNHO:2023:12466) dat het – gelet op het belang van een deugdelijke vereffening – redelijk is om voor de werkzaamheden van een niet door de rechtbank benoemde vereffenaar 5 uur loon als pre-vereffeningskosten aan te merken die ten laste van de boedel kunnen worden gebracht. In deze uitspraak ging het om een declaratie van een notaris die zag op werkzaamheden zoals het voeren van een adviesgesprek, het verstrekken van een voorbeeldbrief voor het aanschrijven van de schuldeisers en het opmaken en passeren van de verklaring van erfrecht. Het voeren van een adviesgesprek en het verstrekken van een voorbeeldbrief komen terug in de voorwaarden die de Handleiding stelt aan het met succes kunnen claimen van pre-vereffeningskosten, maar het opmaken en passeren van de verklaring van erfrecht niet.
Het is de vraag of een gerechtshof en/of Hoge Raad tot een zelfde oordeel zou(den) komen als de kantonrechters van de rechtbank Den Haag en de rechtbank Noord-Holland. Over deze rechtsvraag is immers nog geen hogere rechtspraak bekend. Uit de lagere jurisprudentie blijkt in elk geval dat maatwerk is geboden. In specifieke gevallen kan aansluiting worden gezocht bij de hiervoor besproken lagere uitspraken, om de gestelde voorwaarden in de Handleiding rondom pre-vereffeningskosten enigszins op te rekken en de kosten met succes ten laste van de boedel te laten komen.