De beschikking van de kantonrechter Den Haag van 17 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3444) is niet alleen relevant rondom de thema’s van het beheer van de vereffenaar en het loon van de vereffenaar. Ook ten aanzien van de verzetprocedure en rekening- en verantwoordingsprocedure is deze beschikking interessant. In deze bijdrage staan deze twee procedure centraal. Eerst zullen de voor deze twee procedures relevante feiten die ten grondslag liggen aan de beschikking van de kantonrechter besproken worden. Daarna zal de beschikking van de kantonrechter met betrekking tot de verzetprocedure en de rekening- en verantwoordingsprocedure toegelicht worden, waarbij tevens stil wordt gestaan bij het juridisch kader van beide procedures. Tot slot zal de relevantie van deze beschikking voor de erfrechtpraktijk uiteen worden gezet.
Rechtbank Den Haag 17 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3444)
Relevante feiten nalatenschap
Aan de beschikking van de kantonrechter Den Haag van 17 maart 2023 ligt een verzetschrift op grond van artikel 4:218 lid 3 BW ten grondslag. Dit verzetschrift is ingediend door een van de drie kinderen (tevens erfgenamen) van erflaatster. Zoals in de andere bijdragen rondom deze beschikking al is aangegeven, heeft verzoeker de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard en hebben de beide andere kinderen (hierna: ‘belanghebbenden’) de nalatenschap zuiver aanvaard. Het verzetschrift van verzoeker richt zich op de uitdelingslijst, die door de vereffenaar op 15 november 2021 bij de griffie is gedeponeerd. Uit deze uitdelingslijst blijkt dat de nalatenschap positief is.
Standpunt procespartijen over uitdelingslijst vereffenaar
Verzoeker verzet zich onder andere tegen de uitdelingslijst omdat hij van oordeel is dat de vereffenaar een separate, deugdelijke en op de in de Richtlijnen vereffening nalatenschappen voorgeschreven wijze tot stand gekomen rekening en verantwoording enerzijds en uitdelingslijst anderzijds op dient te stellen. Ook is verzoeker het niet eens met de wijze waarop enkele vorderingen in de uitdelingslijst opgenomen zijn.
De vereffenaar is van mening dat hij zijn taak goed en voortvarend heeft uitgeoefend, waarbij hij rekening heeft gehouden met de belangen van alle betrokkenen. De vereffenaar wil daarom dat het verzet van de verzoeker ongegrond wordt verklaard door de kantonrechter.
Juridisch kader rekening en verantwoording en uitdelingslijst vereffenaar
In rechtsoverweging 4.1 oordeelt de kantonrechter dat een door de kantonrechter benoemde vereffenaar geen rekening en verantwoording en uitdelingslijst hoeft neer te leggen wanneer de vereffenaar er binnen zes maanden nadat de voor het indienen van vorderingen gestelde termijn is verstreken bekend mee is geworden dat de schulden volledig kunnen worden voldaan, of wanneer de kantonrechter de vereffenaar van deze deponering vrijstelt. Dit is wettelijk geregeld in artikel 4:221 lid 2 BW. Nu er in dit geval sprake is van een positieve nalatenschap, rust er op de vereffenaar geen verplichting om een rekening en verantwoording en uitdelingslijst ter griffie neer te leggen.
In zo’n geval bepaalt artikel 4:221 lid 3 BW dat de vereffenaar dan rekening en verantwoording moet afleggen aan degenen die recht hebben op het overschot uit de nalatenschap. In deze nalatenschapskwestie zijn dat de erfgenamen, onder wie verzoeker. De vereffenaar moet rekening en verantwoording afleggen op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald. Voor testamentair bewindvoerders is de rekening en verantwoording wettelijk geregeld in artikel 4:161 BW. Daarbij verklaart artikel 4:161 lid 4 BW de paragrafen 10 en 11 van afdeling 6 van titel 14 van Boek 1 BW ten aanzien van het bewind van een voogd van overeenkomstige toepassing. De kantonrechter beoordeelt het verzetschrift van verzoeker in de onderhavige procedure daarom aan de hand van de relevante bepalingen uit Boek 1 BW, zoals artikel 1:360 BW (bij verschil van mening omtrent de rekening kan de kantonrechter verbetering daarvan gelasten) en artikel 1:374 lid 2 BW (geschillen, die bij de aflegging van de rekening en verantwoording mochten ontstaan, worden door de kantonrechter beslist).
Oordeel kantonrechter over rekening en verantwoording en uitdelingslijst van de vereffenaar
De kantonrechter oordeelt uiteindelijk dat de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst niet hoeven te worden gesplitst. Verzoeker was van mening dat de vereffenaar twee aparte documenten had moeten opstellen: één ten aanzien van de rekening en verantwoording, één ten aanzien van de uitdelingslijst. De kantonrechter gaat daar niet in mee.
Verder oordeelt de kantonrechter dat de werkzaamheden die de vereffenaar heeft verricht ten aanzien van de splitsing en verkoop van het onroerend goed uit de nalatenschap wel degelijk kosten zijn die thuis horen in de rekening en verantwoording, nu het in belang van de boedel was om tot splitsing over te gaan; de waarde van het onroerend goed was gesplitst namelijk hoger dan ongesplitst. Daarom behoren deze werkzaamheden van de vereffenaar tot de vereffeningskosten, aldus de kantonrechter. Hetzelfde geldt voor de werkzaamheden die de vereffenaar heeft moeten verrichten in het kader van de gerechtelijke procedure, waar hij in hoedanigheid van vereffenaar bij betrokken was.
Ook hoeft de vereffenaar geen nieuwe specificatie te overhandigen van de werkzaamheden rondom de splitsing en verkoop van het onroerend goed. De eerder verstrekte specificatie is voldoende gedetailleerd en destijds zijn er geen vragen gesteld door de erfgenamen ter verduidelijking van de specificatie. De door de vereffenaar in rekening gebrachte kosten voor splitsing en verkoop van het onroerend goed worden door de kantonrechter ook niet naar beneden vastgesteld, waarom was verzocht door verzoeker.
Verzoeker krijgt ten aanzien van de rekening en verantwoording op één punt wel gelijk van de kantonrechter: naar het oordeel van de kantonrechter geeft de rekening en verantwoording van de vereffenaar rondom de banktegoeden te weinig inzicht. Een rekening en verantwoording moet inzicht geven in de ontvangsten en uitgaven en het verloop op de rekeningen van erflaatster vanaf de sterfdatum tot het einde van de vereffening. Dit inzicht is door de vereffenaar onvoldoende gegeven. Daarom krijgt de vereffenaar van de rechter de opdracht om de rekening en verantwoording zodanig te verbeteren en te documenteren dat daaruit duidelijk wordt wat de omvang van het krediet op de betaalrekening op de sterfdatum was, of er daarna nog inkomsten en uitgaven van deze rekening waren en hoe en wanneer het krediet is afgelost.
Betekenis beschikking voor de erfrechtpraktijk
Deze beschikking maakt inzichtelijk dat een erfrechtspecialist de weg goed moet weten te vinden in de verschillende wetten en afdelingen daarbinnen. Voor de uitdelingslijst en het verzet daartegen verklaart artikel 4:218 lid 5 BW immers de daarop betrekking hebbende bepalingen van de Faillissementswet zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Van belang is daarnaast kennis te hebben van de korte termijn die geldt op grond van artikel 4:218 lid 3 BW voor het verzet van een belanghebbende tegen de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst; dat verzet moet immers binnen een maand worden aangetekend. Voor het aan te wenden rechtsmiddel tegen de beschikking op dat verzet is de Faillissementswet dan weer leidend: daarvoor geldt op grond van is artikel 187 lid 1 Fw dat een belanghebbende slechts 8 dagen de tijd heeft om beroep in cassatie in te stellen tegen die beschikking. Haast is dus geboden. Als erfrechtspecialist is het belangrijk om op de hoogte te zijn van de toepasselijkheid van deze wetgeving en de korte termijnen die hier gelden.
Met name ook binnen Boek 4 BW is het van belang dat een erfrechtspecialist in het kader van de vereffening van een nalatenschap oog heeft voor bepalingen buiten afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 BW. Immers, artikel 4:221 lid 3 BW bepaalt voor de situatie dat de rekening en verantwoording niet neergelegd wordt (bijvoorbeeld vanwege een positieve nalatenschap, zoals aan de orde in de onderhavige procedure) dat de vereffenaar dan rekening en verantwoording moet afleggen aan degenen die recht hebben op het overschot op de wijze die is bepaald voor bewindvoerders. Daarmee komt de erfrechtspecialist terecht bij artikel 4:161 BW uit afdeling 7 van titel 5 van het Burgerlijk Wetboek, om vanuit daar weer doorverwezen te worden naar de paragrafen 10 en 11 van afdeling 6 van titel 14 van Boek 1 BW. In deze paragrafen is het bewind van een voogd wettelijk geregeld.
Al met al is het vanwege de vele schakelbepalingen een hele speurtocht naar de relevante bepalingen waar rekening mee moet worden gehouden rondom de verzetprocedure en rekening- en verantwoordingsprocedure. En daarmee is en blijft het voor de erfrechtpraktijk van belang om niet alleen actuele kennis te hebben van jurisprudentie ten aanzien van Boek 4 BW, maar ook van jurisprudentie ten aanzien van de Faillissementswet en Boek 1 BW.
Dit artikel is onderdeel van de VereffeningsFlits juni 2023. Bekijk het volledige overzicht.
VereffeningsFlits | juni. ’23