Welke belanghebbende kan een vereffenaar van de nalatenschap laten benoemen?

Benoeming van een vereffenaar van de nalatenschap

In verschillende situaties kan aan de rechtbank worden verzocht om een vereffenaar te benoemen. Dat kan zowel in de situatie waarin sprake is van een beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap door een of meer erfgenamen, als in het geval van zuivere aanvaarding door alle erfgenamen. Artikel 4:203 BW vermeldt de mogelijkheden na een beneficiaire aanvaarding door een of meer erfgenamen. Artikel 4:204 BW bevat voorts de opties van benoeming van een vereffenaar indien geen sprake is van een vereffeningsplicht na een beneficiaire aanvaarding, maar een vereffening alsnog gewenst is. In beide artikelen komt het woord “belanghebbende” voor. Hierna wordt besproken wat onder die term kan worden verstaan en wat het belang is van de invulling van het belanghebbende-begrip voor de (proces)praktijk.

Belanghebbende bij benoeming vereffenaar in artikel 4:203 lid 1 sub b BW

Uit artikel 4:203 lid 1 sub b BW volgt dat “een belanghebbende” kan verzoeken om de benoeming van een vereffenaar wanneer, na een beneficiaire aanvaarding: “hij die met het beheer van de nalatenschap is belast in ernstige mate in de vervulling van zijn verplichtingen tekortschiet, daartoe ongeschikt is of niet voldoet aan een last tot zekerheidsstelling, wanneer de schulden der nalatenschap de baten blijken te overtreffen, of wanneer tot een verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan, voordat deze vereffend is.”

In de Parlementaire Geschiedenis wordt zowel bij dit artikel als bij het hierna te bespreken artikel 4:204 lid 1 sub a BW niet ingegaan op wie er precies met “belanghebbende” worden bedoeld. Uit de rechtspraak over artikel 4:203 lid 1 sub b BW is af te leiden dat in elk geval schuldeisers van de nalatenschap als belanghebbende in de zin van dit artikel worden aangemerkt, hetgeen enigszins voor de hand ligt. Enkele voorbeelden uit de jurisprudentie zijn: Rechtbank Rotterdam 4 oktober 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:10285), Rechtbank Midden-Nederland 4 juni 2018 (ECLI:NL:RBMNE:2018:2451) en Rechtbank Midden-Nederland 21 september 2017 (ECLI:NL:RBMNE:2017:4853). Overigens vermeldt de Parlementaire Geschiedenis dat een boedelnotaris niet onder het begrip belanghebbende in artikel 4:203 lid 1 sub b BW zal vallen (Van der Burght, Ebben & Kremer (red.), Parl. Gesch. BW Boek 4 2002, p. 979).

Belanghebbende bij benoeming vereffenaar in artikel 4:204 lid 1 sub a BW

In het geval er geen sprake is van een beneficiaire aanvaarding, kan het onder omstandigheden toch wenselijk zijn dat er een vereffenaar wordt benoemd. De wet biedt dan de mogelijkheid om op verzoek van een belanghebbende door de rechtbank een vereffenaar te laten benoemen. In dit geval gaat het om een situatie waarin “er geen erfgenamen zijn, wanneer het niet bekend is of er erfgenamen zijn, of wanneer de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten” (artikel 4:204 lid 1 sub a BW). Uit de Parlementaire Geschiedenis volgt dat onder het begrip belanghebbende in deze bepaling in elk geval wederom schuldeisers (van de nalatenschap) vallen (Van der Burght, Ebben & Kremer (red.), Parl. Gesch. BW Boek 4 2002, p. 981 (Toelichting Meijers)).

Kunnen er naast schuldeisers van de nalatenschap ook nog andere groepen van personen onder het begrip belanghebbende vallen? In de literatuur is gediscussieerd over de vraag of erfgenamen onder het begrip belanghebbende kunnen vallen. Perrick stelt in 2006 dat dit niet zo is. Hij geeft aan dat dat a contrario uit artikel 4:203 BW lid 1 sub a BW moet worden afgeleid. In dat artikel worden de erfgenamen in lid 1 sub a als aparte categorie naast belanghebbenden in lid 1 sub b genoemd. Daarnaast geeft Perrick aan dat voor deelgenoten in andere gemeenschappen dan nalatenschappen de mogelijkheid om een vereffening te verzoeken ook niet openstaat (zie artikel 3:193 BW. En S. Perrick, ‘Nieuw erfrecht in de praktijk’, WPNR 2006, nr. 6678, p. 614). Hof Amsterdam heeft zich in 2013 aangesloten bij de opvatting van Perrick (Hof Amsterdam 17 december 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4764 (in navolging van uitspraak van Rechtbank Haarlem van 21 december 2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BY8390)).

Stollenwerck en Kolkman zijn van mening dat onder de groep belanghebbenden uit artikel 4:204 lid 1 sub a BW wel erfgenamen geschaard kunnen worden (W.D. Kolkman, ‘Bespreking preadvies KNB 2006, Nieuw erfrecht in de praktijk: Hoofdstuk IV, Vereffening van de nalatenschap (prof. mr. A.H.N. Stollenwerck)’, FTV 2006, nr. 11, artikel nr 49). Kolkman motiveert zijn visie onder meer met de stelling dat de vereffening waarborgen voor alle betrokkenen zou moeten bieden en dat daarom het begrip belanghebbenden niet heel restrictief zou moeten worden uitgelegd. Bovendien heeft de rechter in dit geval een discretionaire bevoegdheid. Hij kan dus besluiten om het verzoek tot benoeming van een vereffenaar niet te honoreren. Tot slot geeft Kolkman nog aan dat een erfgenaam in veel gevallen zich ook nog in de positie van schuldeiser kan manoeuvreren, bijvoorbeeld door vereffeningskosten te maken.

Uit de rechtspraak kan op dit moment voorzichtig worden afgeleid dat het belanghebbende-begrip uit artikel 4:204 lid 1 sub a BW een groter bereik heeft dan enkel schuldeisers. In een recente uitspraak van Rechtbank Rotterdam van 6 januari 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:91) is er sprake van een erflater waarvan het vermogen tijdens de laatste periode van zijn leven onder meerderjarigenbewind stond. Na zijn overlijden verzoekt de bewindvoerder op grond van artikel 4:204 lid 1 sub a BW om de benoeming van een vereffenaar (er zijn op dat moment geen erfgenamen bekend).

In rechtsoverweging 4.4 geeft de rechtbank aan dat de taak van de bewindvoerder na het overlijden van erflater weliswaar is geëindigd, maar dat er nog wel enkele verplichtingen resteren. Zo moet de bewindvoerder na het eindigen van het bewind al datgene blijven doen wat niet zonder nadeel van de rechthebbende kan worden uitgesteld (artikel 1:448 lid 3 BW). Daarnaast heeft de bewindvoerder de verplichting om rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen (artikel 1:445 lid 1 BW). Deze verplichtingen zijn voor de rechtbank genoeg reden om de bewindvoerder als belanghebbende aan te wijzen en tot benoeming van een vereffenaar over te gaan. Ten overvloede geeft de rechtbank nog aan dat de bewindvoerder ook als schuldeiser van de nalatenschap kan worden gezien, omdat hij na overlijden kosten heeft moeten maken om een eerste zoektocht te starten naar mogelijke erfgenamen. Deze overweging speelt echter geen doorslaggevende rol om de bewindvoerder als belanghebbende aan te merken (In 2017 oordeelde Rechtbank Amsterdam al in gelijke zin wat betreft het aanmerken van de meerderjarigenbewindvoerder als belanghebbende in de zin van artikel 4:204 lid 1 sub a BW. Rechtbank Amsterdam 26 oktober 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:7866).

Interessant is overigens dat Rechtbank Den Haag, vlak voor de hierboven genoemde uitspraak van Rechtbank Rotterdam, in een iets andere casus het verzoek tot benoeming van een vereffenaar heeft afgewezen (Rechtbank Den Haag 20 december 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:14135.) Ook in die zaak was het vermogen van erflater tijdens zijn leven onder bewind gesteld. Na zijn overlijden geeft de bewindvoerder aan een notaris de opdracht om erfgenamen op te sporen. Het lukt de notaris om erfgenamen op te sporen en zij maakt hiervoor kosten. Zij is van mening dat zij daarmee belanghebbende in de zin van artikel 4:204 lid 1 sub a BW is geworden. De rechtbank is echter een ander oordeel toegedaan. De rechtbank overweegt daartoe dat met het begrip belanghebbende doorgaans enkel schuldeisers van erflater worden bedoeld (rov. 2.6). Zij overweegt vervolgens dat de bewindvoerder na het overlijden van erflater niet meer bevoegd was om aan de notaris een opdracht te geven tot het zoeken van erfgenamen (rov. 2.7). De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze feiten niet uit het stelsel van de wet kan worden afgeleid dat de notaris als belanghebbende kan worden gezien.

Men kan zich afvragen of de rechtbank hier te restrictief is in haar oordeel. Indien de bewindvoerder in dit geval immers zélf om de benoeming van een vereffenaar had verzocht, waren er op grond van de hiervoor genoemde jurisprudentie in elk geval gronden geweest om tot benoeming van een vereffenaar over te gaan. Overigens is Rechtbank Den Haag van oordeel dat Rechtbank Amsterdam in de hierboven genoemde uitspraak op verkeerde gronden tot de benoeming van een vereffenaar is overgegaan (zie rov. 2.9). Daarnaast geeft de rechtbank in deze casus een nog meer beperkte betekenis aan het begrip belanghebbende, door aan te geven dat daaronder enkel schuldeisers van de erflater zouden vallen in plaats van schuldeisers van de nalatenschap als zodanig. In de uitspraak wordt nog verwezen naar een uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland uit 2015, waarin een notaris die onderzoek naar de erfgenamen heeft ingesteld wél als belanghebbende wordt gezien en het verzoek tot het benoemen van een vereffenaar wordt gehonoreerd (Rechtbank Midden-Nederland 10 maart 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:1396). Rechtbank Den Haag geeft aan dat er in die casus geen erfgenamen waren gevonden en dat de notaris in dat geval wel belang had bij de benoeming van een vereffenaar. Dat argument strookt echter niet met de eerdere overweging van de rechtbank dat het moet gaan om een schuldeiser van de erflater.

Tot slot over de benoeming van een vereffenaar van de nalatenschap en belanghebbenden bij het verzoek

Tot nu toe kan enkel met zekerheid worden gezegd dat zowel in artikel 4:203 lid 1 sub b als in artikel 4:204 lid 1 sub a BW schuldeisers van de nalatenschap onder het belanghebbende-begrip vallen.

Of er ruimte is voor een breder bereik van het begrip belanghebbende, is nog altijd niet eenduidig vast te stellen. Zo is het nog geen uitgemaakte zaak in hoeverre erfgenamen onder de belanghebbenden van artikel 4:204 lid 1 sub a BW kunnen worden gerekend. Datzelfde lijkt te gelden voor meerderjarigenbewindvoerders, hoewel in de rechtspraak inmiddels meerdere voorbeelden bekend zijn waarbij een gewezen bewindvoerder met succes een vereffenaar laat benoemen. Het begrip belanghebbende in de artikelen 4:203 en 4:204 BW is duidelijk nog geen vastomlijnd begrip.


Dit artikel is onderdeel van de VereffeningsFlits maart 2022. Bekijk het volledige overzicht.

VereffeningsFlits | mrt. ’22

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.