Een opvallende casus . Een notaris die geen erfgenaam is, die geen volmacht van de erfgenamen heeft en die door de rechtbank niet benoemd is tot vereffenaar, vereffent een nalatenschap en wil uiteindelijk de rekening en verantwoording met uitdelingslijst ter griffie van de rechtbank neerleggen. Omdat hij niet door de rechtbank benoemd is tot vereffenaar wordt daar geen gehoor aan gegeven en krijgt hij een aanwijzing ex artikel 4:210 BW van de kantonrechter om deze stukken naar de erfgenamen te sturen. Maar hoe kwam de notaris aan zijn bevoegdheid om te vereffenen?
Wie vereffent een beneficiair aanvaarde nalatenschap?
Uitganspunt is dat na een beneficiaire aanvaarding de erfgenamen de nalatenschap samen moeten vereffenen (artikel 4:195 lid 1 BW). Dat is soms niet goed mogelijk. De erfgenamen kunnen onenigheid hebben over de wijze van vereffening, of het kan praktisch niet of niet goed werkbaar zijn dat alle erfgenamen samen moeten handelen in het kader van de vereffening. Een oplossing kan dan gelegen zijn in het verlenen van een volmacht aan één of meer erfgenamen, of aan een derde. Die gevolmachtigde persoon kan dan namens alle erfgenamen vereffenen.
Als een volmacht om wat voor reden of oorzaak dan ook niet aan de orde is, zou artikel 4:198 BW een alternatieve oplossing kunnen bieden. Op grond van die bepaling kan de kantonrechter afwijken van het beginsel dat de erfgenamen hun bevoegdheden als vereffenaars tezamen uitoefenen. De kantonrechter zou dan kunnen bepalen dat die bevoegdheden slechts door één van hen uitgeoefend worden . Dat zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn als nog niet alle erfgenamen bekend zijn, of als er erfgenamen zijn die door wat voor omstandigheden dan ook niet in staat of in de gelegenheid zijn om mee te vereffenen of een volmacht tot vereffening te verstrekken.
Als de erfgenamen niet samen kunnen vereffenen omdat zij onenigheid met elkaar hebben over de wijze waarop de nalatenschap afgewikkeld moet worden, ligt het niet in de rede dat de kantonrechter zal bepalen dat één of meerdere erfgenamen met uitsluiting van de rest zal moeten vereffenen. In dat geval zal het van belang zijn dat een onafhankelijke derde vereffent en ligt de benoeming van een professionele vereffenaar op grond van artikel 4:203 BW meer voor de hand.
De beneficiair aanvaarde nalatenschap kan dus vereffend worden door:
1. alle erfgenamen tezamen (4:195 lid 1 BW);
2. een gevolmachtigde namens de erfgenamen (3:60 BW);
3. de erfgenaam aan wie de kantonrechter uitsluitende vereffeningsbevoegdheden heeft toegekend (4:198 BW);
4. de door de rechtbank benoemde vereffenaar (4:203 BW).
In de eerste drie gevallen is sprake van een lichte vereffening. Als de kantonrechter niet anders bepaald heeft, gelden in de lichte vereffening enkele wettelijke voorschriften niet, die voor de benoemde vereffenaar wel gelden. Daarbij gaat het onder meer om de verplichting om een rekening en verantwoording neer te leggen ter griffie van de rechtbank (of de boedelnotaris). Het was die verplichting die de notaris in deze zaak wilde nakomen toen hij de rechtbank een financieel overzicht en een uitdelingslijst toestuurde met het verzoek om die stukken ter griffie neer te leggen. Van dat verzoek aan de rechtbank nam de kantonrechter kennis, en die constateerde dat de notaris in een soort buitencategorie viel. Hij was geen erfgenaam (of een gevolmachtigde van de erfgenamen) en hij was ook niet door de rechtbank tot vereffenaar benoemd.
Artikel 4:198 BW
Wat wel gebeurd was: enkele jaren eerder had een andere kantonrechter (bij een niet gepubliceerde beschikking) de bij testament benoemde executeurs ontslagen en daarbij de notaris aangewezen als degene die de beneficiair aanvaarde nalatenschap verder zou moeten gaan afwikkelen. Niet als opvolgend executeur – mogelijk was de bevoegdheid daartoe niet gegeven bij testament – maar als degene aan wie de vereffeningstaken met uitsluiting van alle erfgenamen werden toegedeeld op de voet van artikel 4:198 BW. De kantonrechter had de erfgenamen dus hun vereffeningstaken volledig ontnomen om die toe te kennen aan de notaris. De notaris ontleende als niet-erfgenaam zijn privatieve vereffeningsbevoegdheid dus weliswaar aan een rechterlijke beslissing, maar zonder dat sprake was van de benoeming tot vereffenaar door de rechtbank als bedoeld in artikel 4:203 BW.
De kantonrechter had artikel 4:198 BW dus niet toegepast om tot een verdeling van bevoegdheden tussen de erfgenamen te komen, maar om deze te ontnemen van de erfgenamen en toe te kennen aan een derde. De vraag is of artikel 4:198 BW zich daar wel voor leent. Die bepaling lijkt immers bedoeld om (met een taakverdeling onder de erfgenamen) af te wijken van het beginsel dat de beneficiair aanvaard hebbende erfgenamen tezamen moeten vereffenen, en niet om af te wijken van het beginsel dat de erfgenamen na beneficiaire aanvaarding moeten vereffenen. Om dáár van af te wijken bestaat de mogelijkheid van benoeming door de rechtbank van een vereffenaar op grond van artikel 4:203 BW voor bedoeld. Feitelijk komt de toekenning van alle vereffeningstaken aan een derde in plaats van de erfgenamen op precies hetzelfde neer als een benoeming tot vereffenaar door de rechtbank, maar formeel bleef de notaris op grond van de beschikking ex artikel 4:198 BW buiten de zware vereffening.
Dat concludeerde ook de kantonrechter die kennis nam van het verzoek van de notaris aan de rechtbank om de rekening en verantwoording met uitdelingslijst neer te leggen ter griffie: een daartoe strekkende verplichting had de notaris niet. De rekening en verantwoording met uitdelingslijst werd dus niet gedeponeerd ter griffie en dat betekende, zo constateerde de kantonrechter, dat er voor de erfgenamen ook geen mogelijkheid was om daar tegen in verzet te komen. In dat geval moet (op grond van artikel 4:221 lid 3 jo. 4:161 jo 1:374 lid 2 BW) rekening en verantwoording afgelegd worden aan de erfgenamen die daar dan, in een rekenprocedure bij de kantonrechter, tegen op kunnen komen. De kantonrechter zag aanleiding om de notaris te wijzen op die verplichting, in de vorm van een aanwijzing ex artikel 4:210 BW.
Conclusie
Dat een derde zonder volmacht van de erfgenamen of benoeming door de rechtbank een nalatenschap vereffent, ligt niet voor de hand. Het zou een interessant alternatief zijn in het geval de erfgenamen door onenigheid niet samen tot een vereffening komen en geen overeenstemming kunnen bereiken over de machtiging van een derde, wanneer zij zich op grond van artikel 4:198 BW tot de kantonrechter zouden kunnen wenden met het oog op (de facto) een benoeming van een derde tot vereffenaar, zonder dat sprake zal zijn van de zware (en daarmee kostbare) vereffening.
Het is evenwel de vraag of artikel 4:198 BW zich hiervoor kan lenen. Het toekennen van een vereffeningsbevoegdheid aan uitsluitend iemand die geen erfgenaam is valt naar de letter van artikel 4:198 BW wellicht onder de uitzondering “tenzij de kantonrechter anders bepaalt”, maar de bedoeling van artikel 4:198 BW lijkt toch vooral om een toedeling van taken aan een of enkele erfgenamen op te leggen waar een vereffening door alle erfgenamen samen niet mogelijk blijkt. Voor de benoeming van een onafhankelijke professional die in de plaats van de erfgenamen vereffent biedt artikel 4:203 BW al een ingang.
[1] Rechtbank Limburg 21 december 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:7449
[2] Zie bijvoorbeeld: rechtbank Limburg 13 juli 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:4039.