Recofa-richtlijnen en de vereffening van een nalatenschap

Artikel 4:218 lid 5 BW verklaart de voorschriften uit de Faillissementswet bij de berekening van de vorderingen van de schuldeisers, het opmaken van de uitdelingslijst en het verzet daartegen, (zoveel mogelijk) van overeenkomstige toepassing op de vereffening van een nalatenschap. Dat betekent dat een erfrechtspecialist niet alleen kennis moet hebben van de bepalingen die opgenomen zijn in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, maar ook van (een deel van) de bepalingen uit de Faillissementswet.
In het verlengde daarvan is het ook van belang dat een erfrechtspecialist op de hoogte is van de jurisprudentie op het terrein van het Faillissementsrecht, voor zover deze jurisprudentie relevant is voor het erfrecht. Op 15 juli 2022 heeft de Hoge Raad een voor de erfrechtpraktijk belangrijk arrest gewezen met betrekking tot de Recofa-richtlijnen. De Recofa-richtlijnen zijn onder meer relevant voor het loon van de vereffenaar. De rechtsregel van dit arrest zal in het vervolg van deze bijdrage worden toegelicht. Daarna wordt ingegaan op het juridisch kader dat ten grondslag ligt aan het loon van de vereffenaar en de vraag wat dit arrest (mogelijk) betekent voor de erfrechtpraktijk.

Hoge Raad 15 juli 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1093)

Op 15 juli 2022 moest de Hoge Raad in een faillissementskwestie oordelen over de vraag of een rechter-commissaris gebonden is aan de Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling (hierna: Recofa-richtlijnen) op grond van algemene beginselen van een behoorlijke rechtspleging. Verzoekers in cassatie hadden zich op het standpunt gesteld dat de Recofa-richtlijnen een rechtersregeling vormen en dat een rechter-commissaris om die reden de Recofa-richtlijnen moet volgen. De rechter-commissaris had zich in de begeleidende brief bij de beschikking van 14 september 2021 op het standpunt gesteld dat het de rechtbank vrij staat om af te wijken van de Recofa-richtlijnen.
De Hoge Raad oordeelt dat de Recofa-richtlijnen niet kunnen worden aangemerkt als recht in de zin van artikel 79 RO. Daartoe overweegt de Hoge Raad dat de Recofa-richtlijnen goedgekeurd zijn door het landelijk overleg van rechters-commissarissen in faillissementen en surseances van betaling (Recofa) en het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht (LOVCK&T). Daarmee zijn de Recofa-richtlijnen niet vastgesteld door een instantie die de bevoegdheid heeft rechters op grond van algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging te binden ten aanzien van het gebruik dat zij maken van de hun door de wetgever gelaten ruimte (zie rechtsoverweging 4.2 van het arrest).

Juridisch kader loon vereffenaar van een nalatenschap

Op grond van artikel 4:7 lid 1 sub c BW vormen de kosten van vereffening van de nalatenschap, met inbegrip van het loon van de vereffenaar, een schuld van de nalatenschap. Dat betekent dat het loon van de vereffenaar wordt voldaan uit de nalatenschap.

De Richtlijnen Vereffening nalatenschappen vormen een handleiding voor de vereffening van een nalatenschap voor kantonrechters, voor erfgenamen die als vereffenaar optreden en voor door de rechtbank benoemde vereffenaars. Ook bevatten de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen aanbevelingen, welke cursief zijn weergegeven. De Richtlijnen Vereffening nalatenschappen hebben tot doel bij te dragen aan de uniformering in de rechtstoepassing binnen de verschillende rechtbanken (zie pagina 4, voorwoord, van de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen).

Onderdeel I van de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen gaat in op de vereffeningskosten en het loon van de vereffenaar. Daarbij gaat onderdeel I1 in op de omvang en rangorde van de vereffeningskosten en onderdeel I2 op het loon van de vereffenaar.

Het recht van de door de rechtbank benoemde vereffenaar op loon kent een wettelijke grondslag, te weten artikel 4:206 lid 3 BW. Op grond van dit artikel heeft een door de rechter benoemde vereffenaar recht op het loon dat door de kantonrechter voor het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld.

Aan erfgenamen die uit hoofde van beneficiaire aanvaarding vereffenaar zijn, komt geen loon toe. Dit volgt uit lid 6 van onderdeel I van de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen. Dit is overigens anders wanneer een erfgenaam in opdracht van de overige erfgenamen werkzaamheden verricht en over het loon afspraken worden gemaakt of wanneer hij zich tot vereffenaar laat benoemen door de rechter. Bij het vaststellen van het loon voor een door de rechter benoemde vereffenaar kan rekening worden gehouden met het belang dat de vereffenaar bij de vereffening heeft, zo blijkt uit lid 7 van onderdeel I van de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen. Wanneer een vereffenaar tevens erfgenaam is, zal met dat belang rekening worden gehouden bij de vaststelling van de hoogte van het loon, aldus de Richtlijnen.

Op grond van lid 9 van onderdeel I van de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen wordt het voor het vaststellen van de hoogte van het loon van de vereffenaar passend geacht dat wordt aangesloten bij de Recofa-richtlijnen. De Recofa-richtlijnen bevatten regels voor de verdere behandeling van faillissementen en surseances van betaling, nadat het verzoekschrift tot faillietverklaring of tot het verlenen van surseance van betaling (‘uitstel van betaling’) is behandeld en het faillissement of de surseance van betaling is uitgesproken. Daarbij wordt het salaris van de curator berekend aan de hand van een basisuurtarief, dat jaarlijks vastgesteld wordt (zie paragraaf 6.5 van de Recofa-richtlijnen), vermenigvuldigd met een ervaringsfactor (tussen 0,8 en 1,6); zie paragraaf 6.4 en 6.6 van de Recofa-richtlijnen.

Overigens is in de algemene bepalingen van de Recofa-richtlijnen in artikel 1.4 expliciet bepaald dat de rechtbank – indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven – kan afwijken van de richtlijnen.

Betekenis arrest Hoge Raad 15 juli 2022 voor de vereffenaar en de erfrechtpraktijk

Het arrest van de Hoge Raad van 15 juli 2022 bevestigt in feite het bepaalde in artikel 1.4 van de algemene bepalingen van de Recofa-richtlijnen. De Recofa-richtlijnen zijn geen recht in de zin van artikel 79 RO en dus zijn rechters/rechter-commissarissen niet gebonden aan de Recofa-richtlijnen op grond van algemene beginselen van een behoorlijke rechtspleging. Er is al lagere rechtspraak beschikbaar, waarin rechters bij het vaststellen van het loon van de vereffenaar afwijken van de Recofa-richtlijnen. Zo week de rechtbank Limburg op 9 februari 2017 (ECLI:NL:RBLIM:2017:1163) af van de Recofa-richtlijnen door met een hogere factor te rekenen voor het vaststellen van het loon van de vereffenaar vanwege de grote ervarenheid van de betreffende notarisklerk. Met de komst van het arrest van 15 juli 2022 van de Hoge Raad staat in elk geval vast dat het rechterlijke instanties ook daadwerkelijk is toegestaan om van de normen uit de Recofa-richtlijnen af te wijken. En ook na het arrest van de Hoge Raad zijn er uitspraken gepubliceerd, waarin door rechters is afgeweken van de Recofa-richtlijnen. Zo bekrachtigde het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in een recente uitspraak van 1 februari 2024 (ECLI:NL:GHSHE:2024:290) de uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, waarin de kantonrechter het loon van een mede-vereffenaar vanwege de omvang van de nalatenschap in verband met het ingewikkelde erfgenamenonderzoek vast heeft gesteld op een factor 0,8 (x het basistarief) in plaats van de eigenlijk van toepassing zijnde factor 0,6. Overigens was dat wel aanzienlijk minder dan de factor van 1,6 waar om was verzocht in deze procedure.

Overigens zijn er ook verschillende uitspraken bekend waarin rechters bij de vaststelling van het loon van de vereffenaar niét afwijken van de Recofa-richtlijnen. Zo oordeelde het gerechtshof Den Haag op 21 december 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:2853) dat er geen aanleiding was om af te wijken van de reguliere ervaringsfactor conform de Recofa-richtlijnen, omdat van een redelijk handelend vereffenaar mag worden verwacht dat hij medewerkers met de hoogste ervaringsfactor alleen inschakelt als dat noodzakelijk is. Op die manier blijven de loonkosten die ten laste komen van de nalatenschap beperkt. In deze zaak zag het gerechtshof geen redenen om een hogere ervaringsfactor voor de medewerker in kwestie te rechtvaardigen.

De vereffenaar dient ook de ontwikkelingen in faillissementen te bewaken

Het hiervoor besproken arrest van de Hoge Raad laat (wederom) zien dat het voor vereffenaars en erfrechtspecialisten relevant is om ook op de hoogte te zijn van ontwikkelingen in de jurisprudentie op (een deel van) het terrein van het faillissementsrecht. Dit kan in vereffeningskwesties soms goede argumenten opleveren ter onderbouwing van een standpunt.

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.