Verdeling van het overschot na vereffening van een nalatenschap

Positief saldo nalatenschap

Anders dan het geval is bij de meeste faillissementen eindigt de vereffening van een nalatenschap geregeld met een positief saldo. De vereffeningsprocedure is immers niet uitsluitend in het leven geroepen om tot afwikkeling van negatieve nalatenschappen te komen. 

Het is bij aanvang van de afwikkeling van een nalatenschap in vrijwel alle gevallen in meer of mindere mate onbekend wat het saldo van de nalatenschap is en dit is ook maar beperkt van belang voor de vraag of er vereffend moet worden. Beneficiaire aanvaarding leidt in beginsel tot vereffening van de nalatenschap volgens de wet, los van de vraag of het saldo positief of negatief is, behoudens de uitzonderingen van artikel 4:202 BW. 

Daarnaast kan uiteraard ook de rechtbank op verzoek van een belanghebbende ex artikel 4:203 en 4:204 BW een vereffenaar benoemen. De aanwezigheid van een negatief saldo is maar één van diverse gronden waarop de rechtbank daartoe kan besluiten. 

Het is dus niet verwonderlijk dat er ook veel positieve nalatenschappen vereffend worden. 

Hoewel de vereffeningsprocedure dus niet uitsluitend geschreven is voor de afwikkeling van negatieve nalatenschappen, blijkt uit de wetsgeschiedenis, de aard van de procedure en uit diverse wetsartikelen dat de vereffeningsprocedure daar wel hoofdzakelijk van uitgaat. Illustratief is ook het expliciet van overeenkomstige toepassing verklaren van de Faillissementswet in artikel 4:210, 4:215 lid 5, artikel 4:217, 4:218 lid 5 en artikel 4:223 lid 1 BW. 

Wetsartikelen die uitdrukkelijk of uitsluitend betrekking hebben op de situatie waarin de vereffening eindigt met een positief saldo zijn dan ook de zeldzame uitzondering. Eén van die uitzonderingen is artikel 4:226 BW.

Artikel 4:226 BW: Afgeven van overgebleven goederen van de nalatenschap

Artikel 4:226 BW bepaalt dat de vereffenaar van een nalatenschap de ‘overgebleven goederen’ d.w.z. het overschot dat resteert na voldoening van alle nalatenschapsschuldeisers, afgeeft aan de erfgenamen. Dit afgeven impliceert geen verdeling van de nalatenschap, maar uitsluitend een overdracht van het beheer over deze goederen van de nalatenschap. 

Na het einde van de vereffening is de nalatenschap een voor verdeling vatbare bijzondere gemeenschap ex artikel 3:189 lid 2. Ex artikel 4:227 BW zijn op (de verdeling van) een nalatenschap niet alleen de regels van Afdeling 4 van Titel 6 van Boek 4 BW van toepassing, maar ook de regels van artikel 3:189-3:194 BW en voorts ook van artikel 3:166-3:188 BW, voor zover daarvan in voormelde artikelen niet wordt afgeweken. Daarnaast zijn op de verdeling van een nalatenschap de regels van artikel 677-680 Rv van toepassing.

Op grond van artikel 3:170 BW zijn deelgenoten dus in beginsel slechts gezamenlijk bevoegd tot daden van beheer en op grond van artikel 3:182 BW kan verdeling van een gemeenschap slechts geschieden met medewerking van alle deelgenoten. 

De erfgenamen zullen deze overdracht van beheer derhalve gezamenlijk moeten aanvaarden, waarna zij de nalatenschap uitsluitend gezamenlijk kunnen verdelen.

Overdragen nalatenschap als onverdeeldheid

De nalatenschap wordt door de vereffenaar dus als onverdeeldheid overgedragen aan de erfgenamen, waarmee de taken van de vereffenaar eindigen. Vanzelfsprekend heeft de vereffenaar daarna geen rol meer in het beheer noch in de verdeling van de nalatenschap door de erfgenamen onderling.

Op deze wijze wordt voorzien in een correcte opvolging in het beheer, door de personen die daartoe op grond van Boek 3 BW bevoegd zijn. In de meeste gevallen zal deze route zonder meer gevolgd kunnen worden.

Oplossing voor probleemgevallen

Artikel 4:226 lid 2 BW geeft een oplossing in scenario’s waarin er geen erfgenamen zijn, het niet bekend is of er erfgenamen er zijn en/of de erfgenamen niet (allemaal) bereid zijn de overgebleven goederen in ontvangst te nemen. In dat geval kan de vereffenaar het beheer niet overdragen aan de gezamenlijke erfgenamen zoals hiervoor beschreven en zou hij zonder voorziening daartoe blijven zitten met de wel vereffende, maar nog onverdeelde nalatenschap. 

De nalatenschap zal in een dergelijk geval eerst moeten worden verdeeld, alvorens tot afgifte kan worden overgegaan aan de bekende erfgenamen die bereid zijn hun erfdelen in ontvangst te nemen. Neemt geen van de erfgenamen daartoe het initiatief, dan dient de vereffenaar voor de verdeling ‘zorg te dragen’. Dit zorg dragen voor de verdeling is echter iets heel anders dan verdelen. De vereffenaar is immers ook in een dergelijk geval niet verdelingsbevoegd. 

In de woorden van de rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2017:3612): ‘De verdeling van de nalatenschap vindt pas plaats nadat de uitkering aan de schuldeisers heeft plaatsgevonden en de vereffening met een overschot is geëindigd. De vereffenaar dient er in dat geval, op grond van artikel 4:226 lid 2 BW, zorg voor te dragen dat de nalatenschap wordt verdeeld. Het is niet de taak van de vereffenaar om zelf te verdelen. De berekening van de uitkering aan de erfgenamen die als bijlage bij de uitdelingslijst is gevoegd, is gelet daarop niet meer dan een voorstel van de vereffenaar om tot verdeling te komen.’

Het is daarbij niet mogelijk dat de vereffenaar zelf, buiten rechte, probeert met de bereidwillige erfgenamen tot een verdeling van de nalatenschap te komen wanneer niet alle erfgenamen daaraan deelnemen. 

Een verdeling waaraan niet alle deelgenoten meewerken is immers nietig en de vereffenaar kan niet eigenhandig onzijdige personen aanstellen om niet bereidwillige erfgenamen te vertegenwoordigen. 

De vereffenaar kan in dit kader echter wel zelfstandig de verdeling van de nalatenschap vorderen bij de rechtbank via artikel 3:178 en 3:181 BW. De erfgenamen die niet bekend zijn of stilzitten worden in een dergelijk geval door een onzijdig persoon vertegenwoordigd. Het aan hen uit de nalatenschap toegedeelde wordt vervolgens afgegeven aan de Staat. Na 20 jaar wordt de Staat daarvan vervolgens ook eigenaar, indien en voor zover zich in de tussentijd niet alsnog een erfgenaam heeft gemeld.

De taak van de vereffenaar is in dit kader feitelijk zeer beperkt. De vereffenaar vordert dat de rechtbank de wijze van verdeling gelast of de verdeling vaststelt, met benoeming van onzijdige personen voor zover noodzakelijk. Doet in de procedure vervolgens geen van de erfgenamen een verdelingsvoorstel, dan kan de rechtbank ex artikel 3:185 BW geheel naar eigen inzicht ‘rekening houdende naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang’ verdelen. De vereffenaar behoeft geen verdelingsvoorstel te doen. Doet de vereffenaar dat wel dan heeft een dergelijk verdelingsvoorstel geen juridische status.

Kosten vereffening na vaststelling loon vereffenaar

Dat de werkzaamheden van de vereffenaar in dit kader plaatsvinden na de vaststelling van diens loon, betekent uiteraard niet dat de vereffenaar deze werkzaamheden kosteloos dient te verrichten. 

De Richtlijnen Vereffening Nalatenschappen vermelden dienaangaande: ‘Ook voor de werkzaamheden die na het vaststellen van het loon (bijvoorbeeld na opmaken van de uitdelingslijst) worden verricht en in de vaststelling van het loon nog niet zijn meegenomen, zal – voor zover deze werkzaamheden voor beloning in aanmerking komen, aansluiting worden gezocht bij de Recofa richtlijnen.’ Op grond van de Recofa richtlijnen wordt desgevraagd standaard 4 uur toegekend voor afrondende werkzaamheden verricht na de (eerste) vaststelling van het loon. Voorts is het indien nodig ook mogelijk om nog een aanvullend loon te verzoeken voor nadere werkzaamheden verricht na de eerste vaststelling van het loon. Een andere optie is nog om, wanneer de vereffenaar werkzaamheden in het kader van artikel 4:226 lid 2 BW voorziet die meer dan de standaard 4 uur in beslag nemen, daarop reeds bij de (eerste) loonvaststelling te anticiperen en in dat kader beargumenteerd om toekenning van meer uren vragen. 

Tip voor de praktijk

Ingeval de vereffening eindigt met een positief saldo, is het raadzaam dat de vereffenaar vóór indiening van zijn verzoek om vaststelling van zijn loon al zo veel mogelijk nagaat of alle erfgenamen bereid zijn de nalatenschap in ontvangst te nemen. Zijn de erfgenamen daar niet allemaal toe bereid dan krijgen de werkzaamheden van de vereffenaar immers nog een vervolg op grond van artikel 4:226 lid 2 BW.

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.