Een vereffenaar van een nalatenschap heeft met enige regelmaat te maken met het fenomeen van elkaar overlappende gemeenschappen. Het bekendste voorbeeld is waarschijnlijk de nalatenschap die deels overlapt met de ontbonden huwelijksgemeenschap. In sommige gevallen is het nuttig of raadzaam dat er naast een vereffenaar van een nalatenschap tevens een vereffenaar wordt benoemd van de ontbonden huwelijksgemeenschap. In artikel 4:204 lid 2 BW en in artikel 4:213 BW wordt naar deze mogelijkheid verwezen. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid van artikel 3:193 BW. Hierna wordt kort toegelicht in welke gevallen en op welke manier de vereffenaar van een nalatenschap tevens vereffenaar van de ontbonden huwelijksgemeenschap kan worden.
Er is sprake van een wettelijke verdeling of de langstlevende partner is enig erfgenaam van de nalatenschap
In artikel 4:204 lid 2 BW is de mogelijkheid opgenomen dat een schuldeiser om de benoeming van een vereffenaar verzoekt voor de vereffening van de ontbonden huwelijksgemeenschap. Het moet dan gaan om de situatie waarin er sprake is van een wettelijke verdeling. Omdat in dat geval alle goederen en schulden van de nalatenschap van rechtswege aan de langstlevende echtgenoot worden toebedeeld, is er geen sprake van een (bijzondere) gemeenschap. Voor een schuldeiser bestaat in dat geval niet de mogelijkheid om op grond van artikel 3:193 BW om de benoeming van een vereffenaar van de gemeenschap te verzoeken. Artikel 4:204 lid 2 BW vult deze leemte op. Door Perrick wordt verdedigd dat dit artikel ook van toepassing is op het moment dat de langstlevende echtgenoot enig erfgenaam is (Asser/Perrick 4 2021/608).
Voor een schuldeiser kan het in het geval van een wettelijke verdeling dus relevant zijn om de benoeming van een vereffenaar te verzoeken, die zowel vereffenaar wordt van de nalatenschap als van de ontbonden huwelijksgemeenschap.
Het beroep op artikel 4:204 lid 2 BW komt nauwelijks naar voren in de gepubliceerde rechtspraak. Een voorbeeld is te vinden in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 oktober 2020, (ECLI:NL:RBROT:2020:9321). In deze uitspraak verzoeken de kinderen uit het eerste huwelijk van erflater om de benoeming van een vereffenaar, omdat de tweede echtgenoot van erflater geen informatie levert op basis waarvan de niet opeisbare vordering van de kinderen kan worden vastgesteld. De kinderen verzoeken om op basis van artikel 4:204 BW een vereffenaar te benoemen. De rechtbank willigt dit verzoek in met een verwijzing naar artikel 4:204 lid 1 sub b en lid 2 BW. (Van Anken bespreekt in zijn annotatie bij deze uitspraak de vraag in hoeverre de kinderen in dit geval als schuldeiser van de nalatenschap kunnen worden beschouwd (JERF 2021/20).)
Verzoek door vereffenaar van de nalatenschap zelf
Voor de vereffenaar van de nalatenschap kan het nuttig zijn om ook bevoegdheden te hebben om de ontbonden huwelijksgemeenschap in de vereffening te betrekken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de afwikkeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap na het overlijden van erflater niet voorspoedig wordt opgepakt. Ook kan gedacht worden aan schuldeisers van de huwelijksgemeenschap die zich willen verhalen op de goederen van de ontbonden huwelijksgemeenschap, wat door de toepassing van de vereffening kan worden voorkomen (artikel 4:223 lid 1 BW). De wetgever heeft in artikel 4:213 BW de mogelijkheid geopend voor een vereffenaar van een nalatenschap om de rechtbank te verzoeken om een vereffenaar van de ontbonden huwelijksgemeenschap te benoemen. De mogelijkheid van artikel 4:213 BW staat enkel open voor de vereffenaar van de nalatenschap zelf en niet voor andere belanghebbenden. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van Rechtbank Rotterdam van 21 januari 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:601.
Net als bij artikel 4:204 lid 2 is er ook ten aanzien van het gebruik van artikel 4:213 weinig gepubliceerde rechtspraak te vinden. Dit heeft mogelijk te maken met onbekendheid met het artikel. In de uitspraak van Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 13 december 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:303, werd bijvoorbeeld door de rechter uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheden die artikel 4:213 BW biedt voor de vereffenaar van een nalatenschap. Andere mogelijkheden kunnen zijn dat de uitspraken niet als publicatiewaardig worden aangemerkt of dat er zich weinig problemen voordoen bij de afwikkeling van de huwelijksgemeenschap.
In de Parlementaire Geschiedenis is terug te lezen dat het aan het oordeel van de rechtbank wordt overgelaten of er voldoende reden bestaat om het verzoek tot benoeming van een vereffenaar van de ontbonden huwelijksgemeenschap te honoreren. Ook is het aan de rechter om te bepalen of het de vereffenaar van de nalatenschap is die vereffenaar van de ontbonden huwelijksgemeenschap wordt of dat hiervoor een andere vereffenaar moet worden benoemd. (Parl. Gesch. BW Boek 4 2002, p. 1002). In het verzoek van de vereffenaar van de nalatenschap kan worden aangeven dat hij, indien gewenst, bereid is om ook vereffenaar te worden van de ontbonden huwelijksgemeenschap. Tot slot bestaat de mogelijkheid dat de vereffenaar van de nalatenschap tezamen met de langstlevende echtgenoot vereffenaar van de ontbonden huwelijksgemeenschap wordt. Zie in dat kader ook artikel 4:206 lid 2 BW.
Twee voorbeelden van uitspraken waarin de rechter tot benoeming van een vereffenaar van de ontbonden huwelijksgemeenschap op grond van artikel 4:213 overgaat, zijn de uitspraken van rechtbank Noord-Holland van 29 juli 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:7333 en van rechtbank Rotterdam van 19 maart 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:2343. In de eerste uitspraak is de reden van het verzoek dat er nalatenschapsschulden zijn die moeten worden voldaan uit goederen die (mede) tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren. De langstlevende echtgenoot levert als deelgenoot in de huwelijksgoederengemeenschap onvoldoende medewerking aan een voortvarende afwikkeling van de nalatenschap. Dit is voor de rechtbank reden om de vereffenaar van de nalatenschap ook tot vereffenaar van de ontbonden huwelijksgemeenschap te benoemen. Dezelfde overwegingen worden door de rechtbank Rotterdam gebruikt in de tweede uitspraak. Hier betrof het een langstlevende echtgenoot die onder andere de echtelijke woning na overlijden van erflater voor een vermoedelijk te laag bedrag heeft verkocht en niet ingaat op informatieverzoeken van de vereffenaar over waar de opbrengsten van de woning zijn gebleven. De vereffenaar had een deel van deze opbrengsten nodig om de schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen. Ook in dit geval wordt de vereffenaar van de nalatenschap tot vereffenaar van de huwelijksgemeenschap benoemd.
Tot slot
De vereffening van een nalatenschap kan stagneren als de afwikkeling van een, deels overlappende, ontbonden huwelijksgemeenschap niet vlot verloopt. Met artikel 4:213 BW heeft de vereffenaar een middel in handen om ook een vereffeningsprocedure te starten ten aanzien van de ontbonden huwelijksgemeenschap en zodoende de vereffening van de nalatenschap weer vlot te trekken.