In de (proces)praktijk van de erfrechtadvocaat is het inmiddels in toenemende mate aan de orde van de dag: erfgenamen die een vordering tot verdeling van de nalatenschap indienen bij de rechtbank, terwijl die nalatenschap nog niet (volledig) is vereffend. Kantoorgenoot Guido De Weerd schreef in zijn artikel van de Vereffeningsflits (editie juli 2021) al dat het uitgangspunt is dat de vereffening van de nalatenschap voltooid moet zijn voordat de nalatenschap kan worden verdeeld. De ratio daarachter is dat gewaarborgd moet worden dat schuldeisers van de nalatenschap zoveel als mogelijk daadwerkelijk uit de nalatenschap worden voldaan (HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:939) en dat kan problematisch worden als de vereffenaar door de verdeling het beheer over de goederen van de nalatenschap verliest.
U leerde uit voornoemd artikel al dat de Hoge Raad uitzonderingen op het uitgangspunt aanvaardbaar heeft geacht en dat een (partiële) verdeling van de nalatenschap wenselijk kan zijn gedurende de vereffening, zolang de belangen van de schuldeisers maar gewaarborgd blijven.
In dit artikel nemen we de beide fases van de afwikkeling van de nalatenschap (de vereffening en de verdeling van de nalatenschap) nog eens onder de loep en staan we stil bij de ontwikkelingen en de huidige stand van de jurisprudentie over dit brandend actuele onderwerp.
Fase 1: De vereffening van de nalatenschap
De vereffeningsprocedure komt in de eerste plaats in beeld wanneer de nalatenschap door ten minste één erfgenaam onder voorrecht van boedelbeschrijving (beneficiair) is aanvaard (artikel 4:202 BW lid 1 onder a). Indien de nalatenschap beneficiair is aanvaard, zijn de erfgenamen gezamenlijk vereffenaar. Dit wordt ook wel de lichte vereffening genoemd.
In bepaalde gevallen dient er niet vereffend te worden na een beneficiaire aanvaarding. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er een executeur is die kan aantonen dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden van de nalatenschap te voldoen. Voorts kan bij een evident positieve nalatenschap ontheffing van de verplichting tot vereffening worden verzocht aan de kantonrechter (artikel 4:202 lid 2 BW).
Ook zonder een beneficiaire aanvaarding kan sprake zijn van een vereffeningsprocedure. De rechtbank kan immers op verzoek een vereffenaar benoemen, zonder dat beneficiaire aanvaarding heeft plaatsgevonden. De rechtbank kan dit op grond van de artikelen 4:204 BW, 4:205 BW en 3:193 BW. Wanneer de rechtbank een vereffenaar benoemt, is sprake van een zware vereffening. Bij een zware vereffening heeft de vereffenaar meer verplichtingen dan de vereffenaar bij een lichte vereffening. Zo dient de benoemde vereffenaar (in beginsel) naast het opstellen van een boedelbeschrijving en het doen van uitkeringen aan schuldeisers, de schuldeisers openbaar op te roepen, een lijst met bekende vorderingen neer te leggen en een uitdelingslijst te deponeren.
Bij de vereffening van de nalatenschap staat het belang van schuldeisers van de nalatenschap voorop. In deze fase wordt de nalatenschap beheerd, worden de schuldeisers van de nalatenschap betaald en wordt de erfenis gereed gemaakt voor verdeling.
Ergo: in beginsel zijn de fase van de vereffening en de fase van de verdeling twee aparte fasen in de afwikkeling van de nalatenschap.
Fase 2: De verdeling van de nalatenschap
In beginsel kunnen de erfgenamen eerst zodra de fase van de vereffening van de nalatenschap (ook wel de eerste fase in de afwikkeling van de nalatenschap genoemd) is afgerond, een eventueel resterend positief saldo van de nalatenschap met elkaar gaan verdelen.
Het uitgangspunt, blijkend uit artikel 4:222 BW jo. artikel 3:178 BW e.v. is dan ook dat de nalatenschap eerst dient te worden vereffend alvorens tot verdeling van de nalatenschap kan worden overgegaan. Van dit uitgangspunt kan echter, zo leren ons de literatuur en jurisprudentie, worden afgeweken. En zo vervloeien fase 1 en 2 steeds meer in elkaar, zo leert de rechtspraktijk.
Recente jurisprudentie over de verdeling van de nalatenschap tijdens de vereffening van de nalatenschap
Ook de jurisprudentie laat zien dat het mogelijk is om een nalatenschap reeds vóór de voltooiing van de vereffening te verdelen. De voornoemde uitspraak van de Hoge Raad van 19 mei 2017 geeft duidelijke handvatten mee voor de rechtspraak én de rechtspraktijk.
Zo moest de Hoge Raad op 19 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:939) oordelen over een zaak waarin drie erfgenamen de nalatenschap van moeder dienden te vereffenen, doordat twee van hen de nalatenschap beneficiair hadden aanvaard. Door één erfgenaam zijn vorderingen ingesteld die betrekking hebben op de verdeling, omdat de erfgenamen geen overeenstemming bereiken over de omvang van de nalatenschap. De Hoge Raad overweegt dat in beginsel eerst de vereffening van de nalatenschap moet worden voltooid alvorens de nalatenschap te verdelen. Vorderingen van schuldeisers kunnen zo worden gewaarborgd door deze uit de nalatenschap te voldoen. De Hoge Raad vervolgt echter met het oordeel dat, in geval van niet-voltooiing van de vereffening, de rechter in overleg met partijen de mogelijkheden dient te onderzoeken om (toch) op de verdelingsvordering te beslissen. Hierbij kan volgens de Hoge Raad onder andere worden gedacht aan een verdeling onder de voorwaarde dat de positie van schuldeisers wordt gewaarborgd of een gedeeltelijke (partiële) verdeling die de rechten van schuldeisers waarborgt. De Hoge Raad verwijst in deze kwestie de zaak hierop ter verdere behandeling naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hof oordeelt echter (ECLI:NL:GHSHE:2018:352) dat de omvang van de nalatenschap dient te zijn bepaald, alvorens kan worden verdeeld. Het hof bepaalt daarom dat alle drie de partijen binnen twee weken een boedelbeschrijving dienen op te maken met onderliggende stukken, waarna een nieuw moment voor de comparitie zal worden bepaald.
Nadat de Hoge Raad “groen licht” heeft gegeven voor de verdeling van de nalatenschap tijdens de vereffening daarvan (evenwel onder duidelijk afgebakende omstandigheden) vertoont de rechtspraak een beeld van toename in het aantal toegewezen verdelingsvorderingen gedurende de vereffening van de nalatenschap.
De rechtbank Noord-Holland gaat op 14 april 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:3103) mee in een vordering tot verdeling van de nalatenschap, terwijl vast staat dat de vereffening nog niet is voltooid. De rechtbank is, met inachtneming van de voornoemde uitspraak van de Hoge Raad, van oordeel dat kan worden overgegaan tot verdeling van de nalatenschap, omdat énkel de erfgenamen nog als schuldeisers van de nalatenschap resteren, de nalatenschap aanmerkelijk positief is én er voldoende liquide middelen aanwezig zijn om de vorderingen van de erfgenamen te betalen.
Ook de rechtbank Gelderland oordeelde op 2 augustus 2017 (ECLI:NL:RBGEL:2017:4488) over een zaak waarin drie erfgenamen de nalatenschap samen dienden te vereffenen. De erfgenamen werden het in deze zaak niet eens over de wijze waarop de woning verkocht moest worden. Één van de erfgenamen vordert de partiële verdeling van de nalatenschap, te weten uitbetaling van de beschikbare liquide middelen en toedeling van roerende zaken. Hierover is namelijk door de erfgenamen wel overeenstemming bereikt. Gelet op het spoedeisend belang van één van de erfgenamen, die verstoken is van allerlei persoonlijke bezittingen, oordeelt de rechtbank dat ten aanzien van deze erfgenaam de vordering dient te worden toegewezen.
Ook hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2021:2523) oordeelde op 10 augustus 2021 dat een partiële verdeling in de gegeven omstandigheden was toegestaan. Het ging in deze zaak om 3 erfgenamen-vereffenaars in de nalatenschap van erflater. Éen van de erfgenamen vorderde in kort geding om de overige erfgenamen te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan betaling van een voorschot van het erfdeel, nu zij in loondienst was van de vennootschap van erflater en de overige erfgenamen weigerden haar loon uit te betalen. Eiseres had daardoor geen beschikking over financiële middelen en dreigde haar huurwoning te verliezen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat geïntimeerde een voldoende spoedeisend belang heeft, waardoor uitbetaling van een voorschot (hetgeen neerkomt op een partiële verdeling) gerechtvaardigd is.
Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:9389) anderszins laat op 1 november 2022 het licht op rood in een kwestie tussen vier erfgenamen, waarbij de drie gedaagden verstek hebben laten gaan. Het verwijst naar de voornoemde uitspraak van de Hoge Raad en overweegt dat als de vereffening naar het oordeel van de rechter niet is voltooid of over de voltooiing onvoldoende uitsluitsel is verkregen, de rechter dan in overleg met partijen moet onderzoeken of er mogelijkheden zijn om desondanks op de grondslag van de vordering en het verweer te beslissen op een wijze die ook voldoende rekening houdt met de belangen van schuldeisers van de nalatenschap. Daarbij kan worden gedacht aan het aanhouden van de zaak totdat alsnog vereffening heeft plaatsgevonden, aan een verdeling onder voorwaarden die de positie van schuldeisers waarborgt, of aan een gedeeltelijke verdeling die de rechten van schuldeisers van de nalatenschap onverlet laat. Voor zover deelgenoten in de nalatenschap schuldeisers van de nalatenschap zijn, bestaat eventueel de mogelijkheid dat hun aanspraken worden betrokken in de verdeling. Nu in casu drie van de vier erfgenamen verstek lieten gaan, was het hof van oordeel dat een vordering tot verdeling enkel nog toewijsbaar zou kunnen zijn indien zou zijn gebleken dat er buiten de kring van de partijen in deze procedure geen (andere) schuldeisers van de nalatenschap zijn. Dat laatste is in dit geschil echter niet gebleken.
Concluderend over de verdeling van de nalatenschap tijdens de vereffening
De Hoge Raad heeft in 2017 reeds uitgemaakt dat de artikelen 4:222 BW juncto artikel 3:178 BW, die dwingendrechtelijk bepalen dat de nalatenschap eerst moet worden vereffend alvorens deze kan worden verdeeld, niet in steen staan gebeiteld: een uitzondering hierop is toegestaan en kan zelfs wenselijk zijn, zolang de belangen van schuldeisers van de nalatenschap maar blijven gewaarborgd.
In de literatuur en jurisprudentie worden zowel een partiële verdeling (veelal in de vorm van betaling van een voorschot, ook mogelijk in kort geding) als een volledige verdeling van de nalatenschap toelaatbaar bevonden gedurende de fase van de vereffening.
We zien na 2017 ook in de lagere rechtspraak dat de gerechtelijke instanties hiermee aan de slag gaan en praktisch durven meedenken met de erfgenamen. Coulance wordt met name betracht als de vereffening van een nalatenschap al zeer lang loopt, niet duidelijk is of de vereffening van de nalatenschap al is voltooid of niet en voor wat betreft de verdeling: als alle deelgenoten inspraak hebben. Als de omstandigheden ernaar zijn en de belangen van de schuldeisers niet in het gedrang komen, wordt groen licht gegeven voor de verdeling van de nalatenschap gedurende de fase van de vereffening van die nalatenschap.
Een gebleken waarborging van deze belangen blijkt, naast de reguliere weging van de omstandigheden van het geval, dus ook het beslissende moment of “tipping point” voor een toelaatbare doorbreking te zijn en dat is logisch: de vereffening staat immers met name in het teken en ten dienste van de schuldeisers. Als vereffenaar en/of advocaat wilt u uiteraard goed op de hoogte zijn van deze vereisten, zodat u de juiste insteek kiest en in voorkomend geval uw cliënt optimaal kunt adviseren.