Stappenplan bepalen giften ten behoeve van de legitieme portie. Welke giften tellen mee bij de berekening van de legitieme portie?

Artikel 4:65 BW bepaalt: ‘De legitieme porties worden berekend over de waarde van de goederen der nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden, vermeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met c en f. Buiten beschouwing blijven giften waaruit schulden als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder i zijn ontstaan.’

De gedachte van de wetgever met deze bepaling is dat de legitieme portie niet (moedwillig) uitgehold moet kunnen worden door giften die de erflater bij leven doet.

Indien giften niet zouden meetellen voor de legitieme portie, dan zou de erflater immers (al dan niet op zijn sterfbed) zijn gehele vermogen kunnen wegschenken, waardoor de legitieme portie eenvoudig tot nul te reduceren zou zijn.

Het geheel van de nalatenschap en de relevante giften wordt de ‘legitimaire massa’ genoemd. De legitieme portie is een breukdeel in deze massa.

Definitie giften

Giften zijn gedefinieerd in artikel 7:186 BW: een gift is ‘iedere handeling die ertoe strekt dat degene die de handeling verricht een ander ten koste van eigen vermogen verrijkt.’

Het gaat dus niet alleen om schenkingen, maar bijvoorbeeld ook om een verkoop tegen een te lage prijs. Voorwaarde is wel dat de schenker (c.q. ‘gever’) een bevoordelingsbedoeling heeft. Een onbedoelde bevoordeling kwalificeert dus niet als een gift. De bevoordelingsbedoeling is bij uitstek subjectief, maar moet toch op basis van objectieve maatstaven worden beoordeeld. Het al of niet aanwezig zijn van een subjectieve bevoordelingsbedoeling laat zich immers onmogelijk vaststellen.

Een voldoening aan een natuurlijke verbintenis (artikel 6:3 BW) is geen gift. Een natuurlijke verbintenis is ‘een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt.’ Het voldoen aan een bestaande verplichting staat in de weg aan de voor een gift vereiste bevoordelingsbedoeling.

De ‘formele leer’

Om mee te kunnen tellen voor de legitimaire massa moeten de giften allereerst rechtstreeks door de schenker aan de begiftigde zijn gedaan. Voor de legitimaire massa is alleen van belang wie formeel de schenker en begiftigde zijn. Dat een gift materieel ook ten laste c.q. ten bate van een ander is gekomen, is irrelevant. Zo tellen giften gedaan door de (al dan niet in gemeenschap van goederen gehuwde) echtgenoot/schenker, in geen geval mee voor de legitimaire massa van de echtgenoot/niet-schenker. Giften gedaan aan de echtgenoot van een (al dan niet in gemeenschap van goederen gehuwde) legitimaris tellen eveneens niet mee. Hetzelfde geldt voor giften gedaan vanuit een rechtspersoon. Er wordt niet door de rechtspersoon heen gekeken.

Er bestaat één uitzondering op de formele leer: giften gedaan aan een kind (of verdere afstammeling), dat zelf niet van de schenker erft, maar in plaats waarvan diens kinderen erven, tellen mee in de berekening van de legitimaire massa van de (groot)ouder, ook wanneer het betreffende kleinkind geen erfgenaam van diens eigen ouder is geweest (en dus niet van de betreffende gift heeft geprofiteerd)

Afbakening van giften in het kader van de legitieme portie

Niet alle giften tellen mee voor de legitimaire massa. De relevante giften zijn afgebakend in de artikelen 4:67 t/m 4:69 BW.

Relevante giften in het kader van de legitieme portie

Artikel 4:67 BW geeft een lijst van giften die meetellen voor de legitimaire massa:

  1. giften die kennelijk gedaan en aanvaard zijn met het vooruitzicht dat daardoor legitimarissen worden benadeeld;
  2. giften die de erflater gedurende zijn leven te allen tijde had kunnen herroepen of die hij bij de gift voor inkorting vatbaar heeft verklaard;
  3. giften van een voordeel, bestemd om pas na zijn overlijden ten volle te worden genoten;
  4. giften, door de erflater aan een afstammeling gedaan, mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is;
  5. andere giften, voor zover de prestatie binnen vijf jaren voor zijn overlijden is geschied.

Sub 5 geeft de hoofdregel: giften tellen alleen mee wanneer deze binnen vijf jaar voor overlijden zijn gedaan. De overige categorieën zijn speciale gevallen en uitzonderingen op deze regel. Deze giften zijn niet begrensd in de tijd en tellen dus ook mee wanneer zij (veel) langer dan vijf jaar voor het overlijden zijn geschied. Deze opsomming is limitatief, is een gift niet te rangschikken onder één van de categorieën, dan telt deze niet mee voor de bepaling van de legitimaire massa.

Giften tussen echtgenoten en de legitieme portie

Artikel 4:68 BW bepaalt dat giften van de ene aan de andere echtgenoot niet meetellen wanneer deze geen vermogensverschuiving teweeg brengen, omdat deze zich afspelen binnen de gemeenschap van goederen waarin zij gehuwd zijn of als gevolg van een tussen hen overeengekomen verrekenbeding.

Morele verplichtingen en de legitieme portie

Artikel 4:69 lid 1 sub a BW bepaalt vervolgens dat voor de berekening van de legitieme portie niet als giften worden beschouwd ‘giften aan personen ten aanzien van wie de erflater moreel verplicht was bij te dragen in hun onderhoud tijdens zijn leven of na zijn dood’. Een dergelijke morele verplichting is minder zwaar dan een natuurlijke verbintenis, die überhaupt niet als gift kwalificeert, maar wordt toch niet snel aangenomen.

Gebruikelijke, niet bovenmatige giften en de legitieme portie

Belangrijker is de categorie van artikel 4:69 lis 1 sub b BW: ‘gebruikelijke giften voor zover zij niet bovenmatig waren’ tellen ook niet mee. Hierbij valt te denken aan normale (verjaardags)cadeaus, in overeenstemming met de welstand van de schenker. In de rechtspraak wordt wel de vuistregel gehanteerd dat giften die niet groter zijn dan het jaarlijks van schenkbelasting vrijgestelde bedrag ‘gebruikelijk en niet bovenmatig’ zijn in de zin van dit artikel.

Imputatie

Eventuele giften die de erflater aan de legitimaris zelf heeft gedaan, tellen ook mee voor de legitimaire massa. Op grond van artikel 4:70 lid 1 BW komen dergelijke giften vervolgens echter in mindering op de legitieme portie (‘imputatie’): ‘De waarde van giften, door de erflater aan een legitimaris gedaan, komt in mindering van diens legitieme portie.’

Ook bij deze imputatie geldt dezelfde uitzondering op de formele leer als voor de bepaling van de legitimaire massa. Artikel 4:70 lid 2 BW bepaalt: ‘Voor de toepassing van het vorige lid worden giften aan een afstammeling die legitimaris zou zijn geweest indien hij de erflater had overleefd of niet onwaardig was geweest, aangemerkt als giften aan de van hem afstammende legitimarissen, naar evenredigheid van hun legitieme portie.’

Bovendien wordt de legitieme portie op grond van artikel 4:70 lid 3 BW ook nog eens verminderd met: ‘hetgeen een legitimaris verkrijgt of kan verkrijgen uit een door de erflater ter nakoming van een natuurlijke verbintenis gesloten sommenverzekering die geen pensioenverzekering is en die door het overlijden van de erflater tot uitkering komt.’ Een nakoming van een natuurlijke verbintenis is geen gift in de zin van artikel 7:186 BW, zodat deze bepaling een uitzondering is op de regel dat alleen giften meetellen voor de bepaling van de legitieme portie.

Conclusie: stappenplan bepaling giften ten behoeve van de legitieme portie

Om de relevantie van giften voor de legitieme portie te kunnen bepalen moet een legitimaris zichzelf de vragen uit het volgende stappenplan stellen.

Stappenplan bepalen giften ten behoeve van de legitieme portie

  1. Is sprake van een ‘handeling die ertoe strekt dat degene die de handeling verricht een ander ten koste van eigen vermogen verrijkt’ ?
  2. Is de schenker de formele uitvoerder van deze handeling en wordt de begiftigde rechtstreeks begunstigd?
  3. Is de gift opgesomd in de lijst van artikel 4:67 BW?
  4. Indien het een gift van de ene aan de andere echtgenoot betreft: is er sprake van een vermogensverschuiving?
  5. Is het een gift ‘aan een persoon ten aanzien van wie de erflater moreel verplicht was bij te dragen in hun onderhoud tijdens zijn leven of na zijn dood’?
  6. Is de gift gebruikelijk en niet-bovenmatig?

Is het antwoord op vraag 1 t/m 4 ja en op vraag 5 en 6 nee, dan telt de gift mee voor de berekening van de legitimaire massa. Vervolgens moet op de voet van artikel 4:70 BW nog bezien worden welke giften op de legitieme portie worden geïmputeerd.

Een volgende keer zal worden toegelicht dat de legitimaris er echter ook na het succesvol doorlopen van dit stappenplan nog niet zeker van mag zijn dat hij zijn legitieme portie ook daadwerkelijk zal ontvangen. Daarvoor moet nog bezien worden bij wie en op welke wijze hij zijn legitieme portie kan ‘inkorten’.

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.