Op 17 maart 2023 heeft de (kantonrechter van de) rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2023:3444) een beschikking gegeven die om een aantal redenen heel relevant is voor de vereffeningspraktijk. In deze VereffeningsFlits worden drie voor de vereffening van de nalatenschap relevante onderwerpen belicht die in deze uitspraak aan bod komen. In deze bijdrage wordt het beheer van de nalatenschap door de vereffenaar, bezien in het licht van voornoemde uitspraak, besproken.
Wat speelde er in de beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 maart 2023?
In 2017 is erflaatster overleden. Haar erfgenamen zijn haar drie kinderen. Twee kinderen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard en één van de kinderen heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. Bij beschikking van 14 september 2018 is een vereffenaar benoemd.
Tot de nalatenschap behoorde een onroerende zaak. De gemeente had een vergunning verleend om deze onroerende zaak te splitsen in drie appartementen.
De vergunning verliep op 23 januari 2020. De vereffenaar had de erfgenamen kenbaar gemaakt dat het niet zijn taak was om het onroerend goed te splitsen. De vereffenaar heeft daarnaast gedurende de vereffening aangegeven dat het met het oog op de vereffening nog niet duidelijk was of het onroerend goed verkocht moest worden.
De erfgenamen waren het niet eens met de gang van zaken en hebben de rechtbank verzocht om zich hier over uit te laten. Bij beschikking van 5 december 2019 heeft de kantonrechter uitspraak gedaan (het vermoeden is dat het hier gaat om een aanwijzing als bedoeld in artikel 4:210 BW). Met het oog op de naderende termijn waarop de vergunning verliep, heeft de kantonrechter overwogen dat het van belang is dat een onafhankelijke derde (de vereffenaar) wordt gemachtigd tot het te gelde maken van de woning en vervolgens heeft de rechtbank aan de notaris o.a. een machtiging verleend tot het te gelde maken van het onroerend goed.
Het mag gezegd worden: toch wel een opvallende uitspraak. Het behoort immers toch tot het takenpakket van de vereffenaar om de nalatenschap te beheren. Ook het voorkomen dat er termijnen verlopen waardoor de nalatenschap schade zou kunnen lijden, is in beginsel een daad van beheer en betreft aldus een taak van de vereffenaar. De vraag die in deze bovendien gesteld kan worden, is waarom de rechtbank de vereffenaar heeft gemachtigd om te splitsen en te verkopen. Laten we de uitspraak eens nader onder de loep nemen vanuit het gezichtspunt van het beheer van de vereffenaar van de nalatenschap.
Beheer is op grond van artikel 4:211 BW één van de taken van de vereffenaar
Dat de vereffenaar de taak heeft om de nalatenschap te beheren blijkt uit artikel 4:211 BW. In dit artikel staat dat de vereffenaar de taak heeft om de nalatenschap als goed vereffenaar te beheren (en te vereffenen). Bij beheer van de nalatenschap kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het veilig stellen van roerende zaken zoals sieraden, het beheer van de bankrekening en het vervangen van sloten van een woning. Over de vraag wat onder beheer valt, kan verschillend worden gedacht. Dit blijkt wel uit bovengenoemde uitspraak.
In deze uitspraak stelt de vereffenaar dat het niet zijn taak zou zijn om het onroerend goed te splitsen. Dit standpunt lijkt te kort door de bocht. Als men als vereffenaar van de nalatenschap immers weet dat er een termijn dreigt te verstrijken, dan is het in beginsel de taak van de vereffenaar om actie te ondernemen en in ieder geval onderzoek naar de lopende termijnen te doen. Wellicht ligt ook aansprakelijkstelling van de vereffenaar op de loer indien deze dit niet goed in de gaten houdt en stil zit, daar waar de vereffenaar in actie had moeten komen.
Alvorens je als vereffenaar van de nalatenschap het standpunt inneemt dat iets niet tot de taak van de vereffenaar behoort, zal je jezelf in ieder geval een aantal vragen moeten stellen, waaronder:
1) kan er op een later moment door de erfgenamen nog actie worden ondernomen, als ik nu als vereffenaar niets doe?;
2) lijdt de nalatenschap schade op het moment dat men als vereffenaar geen actie onderneemt?
In dit geval dreigt een vergunning voor een splitsing te verlopen. Uit de hiervoor genoemde uitspraak blijkt in elk geval niet dat de vereffenaar goed heeft onderzocht wat de gevolgen zouden zijn als de vergunning zou verlopen. Wellicht had dit wel moeten gebeuren, zeker nu blijkt dat de waarde van het onroerend goed gesplitst hoger is dan ongesplitst.
Wat bovendien opvallend is, is dat de kantonrechter de vereffenaar hier machtigt om het onroerend goed te gelde te maken. Dit lijkt overbodig. Als immers de conclusie wordt getrokken dat het onroerend goed verkocht moet worden gedurende de vereffening (danwel met het oog op het voldoen van de schuldeiser, danwel in het kader van beheer), dan kan de vereffenaar daar uitvoering aan geven op basis van de door de wet aan hem toegekende bevoegdheden. De vereffenaar heeft immers de taak de nalatenschap te beheren en hij vertegenwoordigt de erfgenamen in en buiten rechte (artikel 4:211 BW).
Conclusie beheerstaken vereffenaar van de nalatenschap
Een vereffenaar dient er concluderend bedacht op te zijn dat tot zijn takenpakket ook beheerstaken behoren. Dit betekent dat het kan voorkomen dat de vereffenaar (zoals in dit geval) een onroerende zaak moet splitsen of verkopen, en dit niet omdat het nodig is voor het betalen van de schuldeisers, maar wel omdat dit nodig is in het kader van beheer. Wij volgen dit onderwerp op de voet en zien samen met u uit naar nieuwe ontwikkelingen!
Dit artikel is onderdeel van de VereffeningsFlits juni 2023. Bekijk het volledige overzicht.
VereffeningsFlits | juni. ’23