Het loon van de vereffenaar van de nalatenschap blijft de gemoederen bezighouden

Een door de rechtbank benoemde vereffenaar van de nalatenschap heeft recht op loon. Op grond van artikel 4:206 lid 3 BW wordt het loon door de kantonrechter vastgesteld vóór het opmaken van de uitdelingslijst. Is er een rechter-commissaris benoemd op grond van artikel 4:208 lid 1 BW, dan beslist de rechter-commissaris over het loon (artikel 4:208 lid 2 sub a BW). Over het loon van de vereffenaar bestaat – ondanks het feit dat de erfrechtelijke vereffenaar van de nalatenschap dit jaar maar liefst zijn 20 jarig jubileum viert – nog steeds een aantal onduidelijkheden. Hoe werkt de vaststelling van het loon van de vereffenaar bijvoorbeeld bij een positieve nalatenschap? En wat is het toetsingskader bij de vaststelling van het loon? In dit artikel belichten we voor u nog eens de meest actuele onderwerpen over het loon van de vereffenaar van de nalatenschap, met name in het licht van een recente uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 maart 2023.

Inspraak erfgenamen bij vaststelling loon vereffenaar

De kantonrechter stelt het loon van de vereffenaar vast, na een daartoe strekkend verzoek van de vereffenaar. De onderbouwing van het salarisverzoek van de vereffenaar moet voldoen aan de Recofa-richtlijnen, die de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen van overeenkomstige toepassing verklaren. In hoeverre zijn de erfgenamen in deze procedure belanghebbenden? De wet creëert geen expliciete mogelijkheid voor erfgenamen om als belanghebbende te worden gehoord bij de vaststelling van het loon van de vereffenaar.  Volgens zowel het hof Den Haag (20 juni 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:1678) als het hof ’s-Hertogenbosch (25 maart 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:922) kunnen erfgenamen in de procedure van artikel 4:206 lid 3 BW niet als belanghebbenden worden gehoord. Hoogstens kunnen eventuele bezwaren als informatie/inlichtingen dienen voor de kantonrechter. Betekent dit dan dat erfgenamen geen enkele mogelijkheid hebben om op te komen tegen  het loon van de vereffenaar? Voor het antwoord op deze vraag dienen we onderscheid te maken tussen een negatieve en positieve nalatenschap. Een en ander wordt hieronder nader uiteengezet.

Vaststelling loon en rechtsmiddelen bij de vereffening van een negatieve nalatenschap

Bij een negatieve nalatenschap staat niet ter discussie dat vaststelling van het loon van de vereffenaar door de kantonrechter gebeurt vóór het opmaken van de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst.  Blijkens artikel 4:218 lid 1 BW is een vereffenaar verplicht om binnen zes maanden, nadat de voor het indienen van vorderingen gestelde tijd is verstreken, een rekening en verantwoording én uitdelingslijst ten kantore van de boedelnotaris of ter griffie van de rechtbank ter kennisneming van een ieder neer te leggen. In de uitdelingslijst wordt ook het loon van de vereffenaar opgenomen.

Indien een erfgenaam het niet eens is met de uitdelingslijst, kan hij/zij verzet tegen de uitdelingslijst aantekenen bij de kantonrechter (of, in het geval dat er een rechter-commissaris is benoemd, bij de rechtbank ex artikel 4:218 lid 3 BW). Er wordt aangenomen dat in de verzetprocedure ook het loon van de vereffenaar aan de orde kan worden gesteld, maar dat is nog geen definitief uitgemaakte zaak. Dit laatste houdt verband met het feit dat nog niet uitgekristalliseerd is of de faillissementsrechtelijke regel – inhoudende dat de vaststelling van het loon van de curator een kwestie is tussen de rechter en de curator – ook geldt voor de vereffening van de nalatenschap.

Het hof Den Bosch (25 maart 2021,  ECLI:NL:GHSHE:2021:922) oordeelde daarover dat artikel 4:218 lid 5 BW jo artikel 184 Fw niet per definitie geldt voor het loon van de vereffenaar, gezien het verschil tussen een faillissement (hetgeen van openbare orde is) enerzijds en de vereffening van een particuliere nalatenschap en de in dat kader geldende regels anderzijds. Voorts oordeelde het hof dat de vraag of een belanghebbende ontvankelijk is om in het kader van de verzetprocedure op te komen tegen het loon, geen vraag is die voorligt aan het hof, zodat daarover (helaas) geen beslissing kon worden genomen. Tot op heden is deze vraag evenmin aan de Hoge Raad voorgelegd.

Vaststelling loon en rechtsmiddelen bij de vereffening van een positieve nalatenschap

Bij een positieve nalatenschap is er in de praktijk onduidelijkheid ontstaan over de wijze waarop het loon van de vereffenaar wordt vastgesteld. Collega mr. Lisanne van Wijk schreef daar reeds eerder over in de VereffeningsFlits September 2022. Zij beschreef dat verschillende rechtbanken bij positieve nalatenschappen verlangen dat de vereffenaar met de erfgenamen afspraken maakt over zijn loon (zie bijvoorbeeld rechtbank Den Haag 8 november 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:12119). Daarbij is de redenering dat bij een positieve nalatenschap op grond van artikel 4:221 lid 2 geen rekening en verantwoording en uitdelingslijst neergelegd hoeft te worden en er om die reden ook geen ruimte is voor vaststelling van het loon, dat krachtens artikel 4:206 lid 3 BW moet gebeuren voor het neerleggen van de uitdelingslijst. Andere rechters (zie bijvoorbeeld rechtbank Gelderland 5 januari 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:48) oordeelden dat de vereffenaar als gevolg van een positieve nalatenschap weliswaar is vrijgesteld van de ter inzage legging van de rekening en verantwoording en uitdelingslijst, maar dat dit niet betekent dat de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst als zodanig niet behoeft te worden opgemaakt. De vereffenaar zal immers rekening en verantwoording over het door hem/haar gevoerde beheer over de nalatenschap dienen af te leggen aan de erfgenamen. Aangezien artikel 4:206 lid 3 BW  bepaalt dat de door de rechter benoemde vereffenaar recht heeft op loon dat door de kantonrechter vóór het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld, kan de kantonrechter ook bij een positieve nalatenschap beslissen over de vaststelling van het loon van de vereffenaar zoals bedoeld in artikel 4:206 lid 3 BW. De rechtbank Den Haag is dit standpunt later ook gaan aanhangen en in zoverre dus teruggekomen op het oordeel dat de vereffenaar bij een positieve nalatenschap met de erfgenamen afspraken moet maken over het loon (zie rechtbank Den Haag 10 juni 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:5459). Inmiddels lijkt de heersende leer dat de kantonrechter ook bij een positieve nalatenschap op grond van artikel 4:206 lid 3 BW het loon van de vereffenaar kan vaststellen.

De vervolgvraag luidt of en zo ja welke rechtsmiddelen kunnen worden aangewend tegen een loonbeschikking van de kantonrechter in een positieve nalatenschap. Verzet staat in elk geval niet open in het geval van een positieve nalatenschap, als in dat geval geen uitdelingslijst is neergelegd (dit is immers geen verplichting bij een positieve nalatenschap maar het mag wel).

Of en hoe een erfgenaam in dat geval tegen het loon van de vereffenaar kan opkomen, heeft de rechtspraak de laatste tijd regelmatig beziggehouden. Inmiddels lijkt alom te worden aangenomen dat bij een positieve nalatenschap tegen een rekening en verantwoording en uitdelingslijst kan worden geklaagd bij de kantonrechter op grond van artikel 4:221 lid 3 BW jo. artikel 4:161 BW jo. artikel 1:374 lid 2 BW, zo sloot mijn collega Lisanne van Wijk de Vereffeningsflits van september 2022 af. In deze VereffeningsFlits vul ik de editie van september 2022 aan met de hiervoor genoemde  recente uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 maart 2023.

Rechtbank Den Haag 17 maart 2023 ECLI:NL:RBDHA:2023:3444

In deze uitspraak gaat het om een positieve nalatenschap. De kantonrechter heeft het loon van de vereffenaar op grond van artikel 4:206 lid 3 BW vastgesteld. Er is een uitdelingslijst opgesteld en – ondanks het feit dat de nalatenschap positief is – is de uitdelingslijst gedeponeerd. Vervolgens wordt er verzet tegen de uitdelingslijst aangetekend, waarbij ook het door de kantonrechter op grond van artikel 4:206 lid 3 BW vastgestelde loon van de vereffenaar ter discussie wordt gesteld.

De kantonrechter gaat eerst in op de te gebruiken rechtsingang. In dit geval is er sprake van een positieve nalatenschap, waardoor de vereffenaar niet verplicht was om een rekening en verantwoording en uitdelingslijst neer te leggen. In dergelijke gevallen schrijft artikel 4:221 lid 3 BW voor dat dan rekening en verantwoording moet worden afgelegd aan degenen die recht op het overschot uit de nalatenschap hebben, in dit geval de erfgenamen. Nu de erfgenamen verzet hebben aangetekend tegen onder andere het loon van de vereffenaar, beoordeelt de kantonrechter het verzetschrift van de erfgenamen aan de hand van de artikelen betrekking hebbende op een geschil dat ontstaat in het kader van de rekening en verantwoording (artikel 4:221 lid 3 jo artikel 4:161 jo artikel 1:360 en 1:374 lid 2 BW).

Vervolgens beantwoordt de kantonrechter de vraag of in deze procedure het loon van de vereffenaar, nu er al eerder afgifte van een loonbeschikking door de kantonrechter heeft plaatsgevonden, nog op een ander bedrag kan worden vastgesteld. De kantonrechter overweegt dat het loon van de door de rechtbank benoemde vereffenaar in beginsel een kwestie is tussen de kantonrechter en de vereffenaar. De benoemde vereffenaar krijgt zijn functie van de rechtbank en hij moet zijn taak verrichten met name met het oog op schuldeisersbelangen (HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:939). De kantonrechter voegt daaraan toe dat het niet wenselijk is dat de erfgenamen invloed hebben op de hoogte van het loon, omdat het belang van de erfgenamen tegengesteld is aan het belang van de schuldeisers en de vereffenaar onafhankelijk van beide kanten moet opereren. In de beschikking waarbij de kantonrechter het loon van de vereffenaar heeft vastgesteld, heeft de kantonrechter niettemin overwogen dat eventuele bezwaren van de erfgenamen bij een eventueel verzet tegen de uitdelingslijst aan de orde kunnen komen. Over de vraag of dat mogelijk is, wordt in literatuur en jurisprudentie verschillend gedacht, zo benoemt de kantonrechter. De kantonrechter kan dat echter in deze beschikking in het midden laten omdat in dit geval sprake is van een positieve nalatenschap, waarin geen sprake is van verzet tegen de uitdelingslijst maar van het afleggen van rekening en verantwoording aan de overschotgerechtigden. Bij deze procedure zijn geen faillissementsrechtelijke artikelen van toepassing verklaard, zodat er minder reden bestaat om aan te sluiten bij de regeling in faillissementen (waarin niet geklaagd kan worden over het door de rechter-commissaris vastgestelde loon van de curator). Omdat de kantonrechter bovendien in dit geval al in de salarisbeschikking heeft overwogen dat de bezwaren van de erfgenamen nog aan de orde zouden kunnen komen, is in zoverre het loon nog niet helemaal definitief vastgesteld. De kantonrechter zal de bezwaren van de erfgenamen dan ook als informatie beschouwen die van belang kan zijn bij de beoordeling van het loon.

De kantonrechter bespreekt vervolgens welke toets moet worden aangelegd bij het vaststellen van het loon van de vereffenaar. Om de hoogte van het loon vast te stellen wordt door de kantonrechter aansluiting gezocht bij de Recofa-richtlijnen, overeenstemmend met de aanbevelingen uit de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen, nu de wet geen aanwijzingen geeft over de wijze waarop het loon van de vereffenaar moet worden vastgesteld. De richtlijnen bevelen aan dat de rechter bij het vaststellen van het loon rekening dient te houden met het belang van de vereffenaar (indien er sprake is van een eigen belang, dan kan dit aanleiding zijn om geen of een beperkt loon toe te kennen) en de omvang van de nalatenschap (aantal gewerkte uren moet in verhouding zijn tot de omvang en complexiteit van de vereffening). De gewerkte uren dienen te worden gespecificeerd in een urenspecificatie. Voor werkzaamheden die na het vaststellen van het loon worden verricht en in de vaststelling van het loon nog niet zijn meegenomen, wordt tevens aanbevolen om (voor zover deze werkzaamheden voor een beloning in aanmerking komen) aansluiting te zoeken bij de Recofa-richtlijnen. De beloning vindt in beginsel plaats naar rato van het aantal gewerkte uren tegen een jaarlijks wijzigend uurtarief. Het uurtarief is afhankelijk van het aantal ervaringsjaren. In bijzondere gevallen kan (naar boven of beneden) van de Recofa-richtlijnen worden afgeweken.

Vervolgens stelt de kantonrechter dat het aantal gewerkte uren in verhouding moet staan tot de omvang en complexiteit van de vereffening. In dat kader wordt o.a. meegenomen dat de vereffenaar het beheer over de nalatenschap naar eigen inzicht mag (moet) voeren en keuzes mag maken die hem ten behoeve van dat beheer juist voorkomen, zij het dat de vereffenaar de regels van een goed vereffenaar in acht moet nemen. Over het algemeen wordt aangenomen dat werkzaamheden die in het belang van de nalatenschap zijn geweest, redelijk zijn.

In dit specifieke geval heeft de kantonrechter voor de vaststelling/hoogte van het loon rekening gehouden met de volgende omstandigheden. Nu het een professionele vereffenaar met veel ervaring betreft, geldt voor hem het hoogste uurtarief (gelet op de Recofa-richtlijnen). De verhouding tussen de erfgenamen was complex, zodat de door de vereffenaar besteedde uren de kantonrechter als nuttig en in het belang van de nalatenschap voorkomen. Op het verzoek van de vereffenaar om een aanvullend loon, oordeelt de kantonrechter dat de vereffenaar op zich recht heeft op een aanvullend loon, maar het verzoek van de vereffenaar hem bovenmatig voorkomt. Volgens de kantonrechter had de vereffenaar efficiënter te werk kunnen gaan. In dat geval zou het oorspronkelijke loon iets lager moeten zijn. Er was ook nog ruimte voor meer loon naar aanleiding van verrichte werkzaamheden na de eerste vaststelling van het loon. Een en ander wordt als het ware met elkaar verrekend, zodat het oorspronkelijke loon in stand blijft (dus niet gecorrigeerd wordt) en er voor een additionele vergoeding geen plaats is.

Bovendien is interessant dat de kantonrechter heeft overwogen dat de erfgenamen geen recht hebben op een urenspecificatie, nu het loon van de vereffenaar een kwestie is en blijft tussen de kantonrechter en de vereffenaar. Daarbij komt dan meteen de vraag op welke mogelijkheden de erfgenamen dan nog hebben om hun eventuele bezwaren tegen/opmerkingen over het loon kenbaar te maken. De erfgenamen kunnen bezwaar maken tegen het loon in het kader van de rekening en verantwoording die de vereffenaar moet afleggen. De kantonrechter beschouwt deze procedure dus in wezen als een rekenprocedure, terwijl het door de erfgenamen is ingestoken als een verzetprocedure in het kader van de uitdelingslijst. Stof tot nadenken dus!

Wij blijven dit onderwerp op de voet volgen en zullen u op de hoogte blijven houden van de ontwikkelingen op dit gebied.


Dit artikel is onderdeel van de VereffeningsFlits juni 2023. Bekijk het volledige overzicht.

VereffeningsFlits | juni. ’23

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.