Het aanvechten van een testament en het medisch dossier van erflater

Doorbreking medisch beroepsgeheim en vaststelling wilsonbekwaamheid testateur

Wanneer iemand onder behandeling komt van een arts of therapeut (hierna: ‘hulpverlener’), dan wordt een geneeskundige behandelingsovereenkomst gesloten tussen de patiënt en de hulpverlener. De wettelijke regels die van toepassing zijn op een geneeskundige behandelingsovereenkomst, zijn opgenomen in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (hierna: ‘WGBO’). De WGBO is opgenomen in de artikelen 7:446-468 BW. Op grond van artikel 7:457 BW rust op de hulpverlener een geheimhoudingsplicht met betrekking tot de informatie die de hulpverlener over de patiënt te weten is gekomen gedurende de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Dit beroepsgeheim blijft ook na het overlijden van de patiënt in principe gelden.

De WGBO bevat wel enkele uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht, waaronder het inzagerecht voor nabestaanden zoals vastgelegd in artikel 7:458a BW. Dit inzagerecht voor nabestaanden is relatief nieuw. Het recht is pas op 1 januari 2020 aan de WGBO toegevoegd. Op grond van dit inzagerecht kan de hulpverlener gevraagd worden om inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier van een overleden patiënt te geven aan een beperkte kring van personen. Het gaat daarbij om de volgende (groepen) personen:

  1. Een persoon die van de patiënt bij leven toestemming heeft gekregen om het medisch dossier in te mogen zien. Deze toestemming moet dan wel schriftelijk of elektronisch vastgelegd zijn;
  2. Een nabestaande als bedoeld in artikel 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: ‘Wkkgz’) of een persoon als bedoeld in artikel 7:465 lid 3 BW als die nabestaande of persoon een mededeling over een incident op grond van artikel 10 lid 3 Wkkgz heeft gekregen. Deze personen komen in beeld wanneer er (mogelijk) sprake is van een medische fout van een hulpverlener;
  3. Een ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.

Voor het erfrecht is met name sub c relevant. Als bijvoorbeeld bij testament onterfde erfgenamen van oordeel zijn dat erflater wilsonbekwaam was ten tijde van het passeren van het testament, dan zullen zij inzage in het medisch dossier van erflater willen hebben, zodat zij aan de hand van het medisch dossier (hopelijk) bewijs kunnen vergaren ter onderbouwing van hun standpunt dat erflater wilsonbekwaam was. Alleen dan is immers het testament nietig op grond van artikel 4:42 lid 2 jo 3:34 lid 2 BW.

Het inzagerecht van nabestaanden in het medisch dossier van een erflater is al jarenlang een punt waarover geprocedeerd wordt, zeker voordat artikel 7:458a BW in werking trad. In september 2022 is in een kort geding bij de Rechtbank Amsterdam geprocedeerd over artikel 7:458a BW.

Uitspraak kort geding Rechtbank Amsterdam over inzage

medisch dossier na overlijden

Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam in kort geding een huisartsenpraktijk veroordeeld  tot afgifte van (een kopie van) het huisartsdossier van erflaatster over de periode rondom het passeren van het testament. Erflaatster is begin 2021 overleden. Zij had een vooroverleden broer, de vader van de eiser in de onderhavige procedure. Erflaatster is nooit getrouwd geweest en heeft geen kinderen. Tijdens haar leven heeft zij vier keer een testament op laten maken. De laatste keer was in 2017. In de eerste drie testamenten stonden telkens de broer van erflaatster en/of eiser als (enige) erfgenamen opgenomen. In het laatste testament uit 2017 is eiser onterfd en is een buurman (hierna: ‘de buurman’) van erflaatster benoemd tot enig erfgenaam en executeur. Overigens is deze buurman enkele maanden na het overlijden van erflaatster door de kantonrechter op verzoek van eiser ontslagen als executeur.

Eiser heeft de buurman gedagvaard in een bodemprocedure bij de Rechtbank Amsterdam. Eiser stelt zich in deze bodemprocedure op het standpunt dat erflaatster ten tijde van het opmaken van het testament van 2017 in verband met een geestelijke stoornis niet meer wilsbekwaam was, en dat daarmee het testament uit 2017 nietig is. In die bodemprocedure heeft de rechtbank eiser opgedragen om te bewijzen dat erflaatster wegens een geestelijke stoornis niet in staat was tot een redelijke waardering van haar belangen bij het passeren van het testament in 2017. De huisartsenpraktijk waar erflaatster patiënt was is om inzage gevraagd in het medisch dossier van erflaatster. De huisartsenpraktijk doet een beroep op het medisch beroepsgeheim en weigert inzage.

Eiser is een kort geding gestart, omdat hij in de bodemprocedure op korte termijn bewijs moet aanleveren van zijn standpunt dat erflaatster wilsonbekwaam was ten tijde van het passeren van het testament uit 2017. De Rechtbank Amsterdam pakt in kort geding terug op de parlementaire geschiedenis. Om een geslaagd beroep te kunnen doen op artikel 7:458 lid 1 sub c BW moet aan twee criteria voldaan zijn:

  1. Degene die stelt dat hij een zwaarwegend belang heeft, moet met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk maken dat dit belang mogelijk wordt geschaad; en
  2. Diegene moet aannemelijk maken dat inzage noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.

Ook refereert de Rechtbank Amsterdam aan de handreiking die door de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (hierna: ‘KNMG’) op verzoek van de Minister is opgesteld om duidelijk te maken wanneer sprake is van een ‘zwaarwegend belang’ in de zin van artikel 7:458a lid 1 sub c BW. Uit deze KNMG-handreiking komt naar voren dat nabestaanden een beroep kunnen doen op een zwaarwegend belang als een overledene zijn testament heeft aangepast, daarbij personen heeft onterfd en er concrete aanwijzingen zijn dat de overledene op het moment dat hij zijn testament wijzigde, wilsonbekwaam was. Daarbij moet wel meegewogen worden of nabestaanden niet ook op een andere manier dan door inzage in het dossier duidelijkheid kunnen krijgen over de wils(on)bekwaamheid van de overledene. Als dat zo is, dan mag de hulpverlener geen inzage geven. Verder geeft de KNMG-handreiking aan dat uit de rechtspraak af valt te leiden dat sprake kan zijn van een zwaarwegend financieel belang als een testament is gewijzigd en de eisers daardoor zijn onterfd.

Vervolgens oordeelt de Rechtbank Amsterdam dat in dit geval voldaan wordt aan de criteria die in de KNMG-handreiking worden genoemd: erflaatster heeft haar testament aangepast, daarbij is eiser onterfd en zijn er concrete aanwijzingen dat erflaatster wilsonbekwaam was toen zij haar testament in 2017 wijzigde. Deze concrete aanwijzingen bestaan uit de volgende aspecten: 1. medische gegevens die eiser van een andere hulpverlener reeds ontvangen heeft, 2. de bewijsopdracht die de bodemrechter aan eiser gegeven heeft en 3. de (opvolgend) notaris is door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam bij vonnis van 17 juni 2022 veroordeeld tot afgifte van de eerste drie testamenten van de overleden aan eiser, met doorbreking van de geheimhoudingsplicht van de notaris.

In de ogen van de Rechtbank Amsterdam is een zwaarwegend belang van eiser voldoende aannemelijk, zelfs wanneer het niet zeker of onwaarschijnlijk is dat het huisartsdossier de door eiser gewenste informatie over de wilsbekwaamheid bevat. Omdat de notaris die de testamenten heeft gepasseerd onvindbaar is, is het huisartsdossier een van de weinige informatiebronnen die duidelijkheid zou kunnen verschaffen over de wilsbekwaamheid van erflaatster. Dat het verpleegdossier mogelijk ook (of meer) nuttige informatie zou kunnen bevatten dan het huisartsdossier, doet daaraan niet af. Eiser heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat inzage in het huisartsdossier van erflaatster noodzakelijk is voor de behartiging van het zwaarwegende belang van eiser. Wel kan de huisartsenpraktijk vanuit het oogpunt van proportionaliteit volstaan met afgifte van het dossier over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018, de periode rondom het passeren van het testament van 2017.

Praktische betekenis uitspraak bij niet geldig testament

Omdat artikel 7:458a BW pas op 1 januari 2020 in werking is getreden, is er nog niet zo veel (gepubliceerde) rechtspraak beschikbaar rondom dit artikel. De hiervoor besproken uitspraak van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam is een van de eerste gepubliceerde uitspraken rondom artikel 7:458a lid 1 sub c BW, en biedt de praktijk wat houvast ten aanzien van de vraag hoe dit artikel uit kan pakken in een gerechtelijke procedure. Wel verdient daarbij opmerking dat het ‘slechts’ een uitspraak in kort geding betreft, en het daarmee een ‘voorlopige’ maatregel betreft. Anderzijds is de veroordeling van de huisartsenpraktijk tot afgifte van een deel van het medisch dossier wel behoorlijk definitief. Zodra het medisch dossier aan de eiser is afgegeven, beschikt de eiser immers definitief over de medische informatie van erflaatster. Deze beslissing is dus onomkeerbaar.

Het is belangrijk om te realiseren dat een kort geding alleen gestart kan worden indien er sprake is van een spoedeisend belang. Dat volgt uit artikel 254 Rv. Omdat de rechtbank in de bodemprocedure een uiterste datum heeft gegeven waarop het bewijs door de rechtbank ontvangen moet zijn, staat het spoedeisend belang in deze procedure niet echt ter discussie. De Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam neemt het spoedeisend belang van eiser redelijk eenvoudig aan. Niet in elke zaak zal een spoedeisend belang aanwezig zijn. Is er geen spoedeisend belang, dan dient een bodemprocedure gestart te worden om inzage in het medisch dossier van een overledene af te dwingen, en geen kort geding.

Tot slot over het aanvechten van een testament

Verder laat deze uitspraak zien dat het feit dat medische informatie ook elders verkregen kan worden en die medische informatie wellicht ook betere aanknopingspunten biedt – zoals in deze procedure het verpleegdossier – niet betekent dat een hulpverlener inzage in zijn medisch dossier kan weigeren. En dat is maar goed ook, omdat nabestaanden anders het risico lopen dat alle hulpverleners naar elkaar gaan wijzen, en nabestaanden van het kastje naar de muur gestuurd worden.

Bent u nabestaande van iemand die is overleden, en heeft u het vermoeden dat de overledene een testament heeft opgesteld op het moment dat hij of zij als gevolg van een geestelijke stoornis (zoals dementie) niet meer in staat was om tot een redelijke waardering van de betrokken belangen te komen, neem dan contact op met ons kantoor. Wij kijken dan samen met u of het aanvechten van het testament kans van slagen kan hebben. Mocht ten onrechte een testament worden aangevochten, kunt u uiteraard ook bij een van onze erfrechtadvocaten terecht.

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.