De zeven belangrijkste vragen over de wettelijke verdeling

De wettelijke verdeling bestaat sinds de invoering van het nieuwe erfrecht in 2003. De wettelijke verdeling is bedoeld om de langstlevende echtgenoot een betere positie te geven tegenover de kinderen. In deze bijdrage krijgt u antwoord op de zeven belangrijkste vragen over de wettelijke verdeling.

 

  1. Wanneer kunt u met de wettelijke verdeling te maken krijgen?
  2. Wat krijgt u als erfgenaam als de wettelijke verdeling van toepassing is?
  3. Kunt u zelf wijzigingen aanbrengen in de wettelijke verdeling?
  4. De wettelijke verdeling kunt u als langstlevende echtgenoot ongedaan maken. Waarom zou u dat doen?
  5. Wat moet u als langstlevende echtgenoot of als kind weten van de vier wilsrechten?
  6. Zijn de wettelijke verdeling en de ouderlijke boedelverdeling gelijk aan elkaar?
  7. Wat als de langstlevende en de kinderen het niet eens worden over de hoogte van de kindsdelen?

 

1. Wanneer kunt u met de wettelijke verdeling te maken krijgen?

U kunt erfgenaam zijn op grond van de wet of een testament. In een testament kunnen specifieke erfgenamen worden aangewezen, maar heeft de overledene géén testament opgemaakt dan bepaalt de wet wie de erfgenamen zijn. Dat is het ‘versterferfrecht’.

Voor de wettelijke verdeling hoeft niet per se een testament te worden gemaakt. Dat kan wel, zeker als er wijzigingen in de wettelijke verdeling gewenst zijn. De wet bepaalt dat de wettelijke verdeling in ieder geval van toepassing is als de overledene:

  • geen testament tijdens leven heeft opgesteld; en
  • als erfgenamen een echtgenoot (of geregistreerd partner) en minimaal één kind als erfgenaam achterlaat. Het kan voorkomen dat kleinkinderen meedoen in de wettelijke verdeling. Zij kunnen namelijk via plaatsvervulling als erfgenaam opkomen in de plaats van een kind (hun ouder). Stiefkinderen kunnen ook in de wettelijke verdeling meedoen, dan moet de overledene dat uitdrukkelijk in zijn testament hebben vastgelegd.

Hoewel de wettelijke verdeling een ‘verdeling’ lijkt in te houden, is daar in feite geen sprake van, zoals hierna zal blijken onder vraag 2.

 

2. Wat krijgt u als erfgenaam als de wettelijke verdeling van toepassing is?

Bij de wettelijke verdeling erven een echtgenoot (de langstlevende) en ten minste één kind. Het is in feite geen echte ‘verdeling’, omdat alle goederen en schulden automatisch door het overlijden aan de langstlevende echtgenoot toekomen.

Wie krijgt wat? De wet heeft het als volgt geregeld:

  • bent u de langstlevende echtgenoot, dan krijgt u automatisch alle goederen van de nalatenschap en dient u alle schulden van de nalatenschap voor uw rekening te nemen;
  • bent u kind van de overledene, dan krijgt u een geldvordering op de langstlevende echtgenoot ter grootte van uw erfdeel. Dit wordt wel het kindsdeel genoemd. De kinderen krijgen het kindsdeel echter niet meteen. De wet bepaalt dat kinderen hun kindsdeel bij de wettelijke verdeling in principe pas kunnen opeisen bij het overlijden van de echtgenoot, als deze failliet is verklaard of als deze in de schuldsanering terecht is gekomen.

 

3. Kunt u zelf wijzigingen aanbrengen in de wettelijke verdeling voor uw nabestaanden?

Ja, u mag op enkele onderdelen ‘sleutelen’ aan de wettelijke verdeling bij testament. Wat mag u doen?

  1. de erfdelen van de langstlevende en de kinderen wijzigen (met name om erfbelasting te besparen);
  2. één of meer kinderen onterven, mits er ten minste één kind overblijft;
  3. een stiefkind in de wettelijke verdeling betrekken als eigen kind;
  4. de opeisbaarheidsgronden van de geldvorderingen van de kinderen uitbreiden (bijvoorbeeld met hertrouwen van de langstlevende echtgenoot zonder het maken van huwelijkse voorwaarden);
  5. de wilsrechten van de kinderen (zie vraag 5) beperken of uitsluiten;
  6. de rente op de geldvorderingen van de kinderen verhogen of verlagen;
  7. de toerekening van de betaling aan de kinderen door de langstlevende wijzigen door bijvoorbeeld te bepalen dat de betaling eerst in mindering komt op de geldvorderingen van de kinderen en dan pas op de rente op die geldvorderingen (dit kan fiscaal aantrekkelijk zijn).

 

4. De wettelijke verdeling kunt u als langstlevende echtgenoot ongedaan maken. Waarom zou u dat doen?

Binnen drie maanden na het overlijden hebt u als langstlevende echtgenoot de mogelijkheid om de wettelijke verdeling bij de notaris ongedaan te maken. De ongedaanmaking brengt mee dat u als langstlevende nog steeds erfgenaam bent, maar dat de kinderen direct meedoen in de verdeling en tezamen met de langstlevende de beslissingen over de afwikkeling van de nalatenschap mogen/moeten nemen. Er is geen uitgestelde opeisbaarheid meer van geldvorderingen, de kinderen delen zelfs mee in de goederen. De ongedaanmaking brengt eveneens mee dat de schulden niet meer automatisch voor rekening van de langstlevende komen, maar in beginsel voor rekening van de erfgenamen tezamen.

Redenen voor de ongedaanmaking kunnen fiscaal ingegeven zijn. Zo kan de langstlevende de wens hebben om een vakantiewoning die tot de nalatenschap behoort, vrij van overdrachtsbelasting bij een van de kinderen te krijgen. Of een van de kinderen zet het bedrijf van de erflater voort waardoor de aandelen in het bedrijf fiscaal gunstig aan het kind kunnen worden toebedeeld (denk aan de bedrijfsopvolgingsregeling voor de erfbelasting, de BOR).

Een andere reden kan gelegen zijn in de draagplicht van de langstlevende voor schulden. Heeft de langstlevende door diens gedrag al zuiver aanvaard, terwijl er een tekort in de nalatenschap blijkt te zijn, dan kan de langstlevende met de ongedaanmaking bewerkstelligen niet meer alleen (zoals in beginsel het geval is bij de wettelijke verdeling) maar tezamen met de kinderen voor het tekort draagplichtig te zijn.

Laat u zich als langstlevende dus tijdig adviseren voordat de (fatale!) drie maanden termijn verlopen is.

 

5. Wat moet u als langstlevende echtgenoot of als kind weten van de vier wilsrechten?

Bij de wettelijke verdeling krijgt een kind in beginsel enkel een geldvordering, geen goederen. De goederen komen immers van rechtswege bij de langstlevende terecht. De kinderen lopen daarmee het risico dat bijvoorbeeld goederen met emotionele waarde uit de familie verdwijnen zoals bij hertrouwen van de langstlevende echtgenoot. Dit wordt wel het stieffamiliegevaar genoemd.

Om dergelijke situaties te voorkomen zijn zogeheten wilsrechten voor de kinderen in de wet opgenomen. De wilsrechten brengen mee dat een kind van de langstlevende mag vergen om bepaalde goederen uit de nalatenschap aan hem of haar over te dragen ter grootte van het erfdeel, de geldvordering. In sommige gevallen behoudt de langstlevende automatisch het vruchtgebruik van het goed, tenzij de langstlevende van dat vruchtgebruik afziet en bereid is het goed direct af te staan.

Met de wilsrechten worden twee vliegen in één klap geslagen: het stieffamiliegevaar wordt beperkt én er wordt zekerheid geboden voor de voldoening van de geldvordering van het kind.

In welke situatie mag een kind de wilsrechten inroepen? De wet onderscheidt de volgende 4 situaties:

  1. Voornemen tot hertrouwen door de langstlevende ouder;
  2. Overlijden van de langstlevende ouder die reeds is hertrouwd;
  3. Overlijden van de langstlevende ouder;
  4. Overlijden van de stiefouder.

Als kind hebt u wel een mededelingsplicht ten opzichte van uw (half)broers en (-)zussen. U moet hun laten weten dat u van het wilsrecht gebruik maakt, zodat zij hun eigen wilsrecht ook in kunnen roepen. Bestaat vervolgens onenigheid over de overdracht van goederen, dan kan het oordeel van de kantonrechter worden gevraagd, waar Advocaten Familie- & Erfrecht u graag in bijstaat.

De wilsrechten mogen overigens bij testament worden beperkt of uitgesloten, zoals hiervoor onder vraag 3 al werd aangestipt.

 

6. Zijn de wettelijke verdeling en de ouderlijke boedelverdeling gelijk aan elkaar?

De wettelijke verdeling en de ouderlijke boedelverdeling lijken op elkaar, maar zijn niet hetzelfde. Vóór de invoering van het nieuwe erfrecht in 2003 bestond de wettelijke verdeling nog niet. Wel kon de ouderlijke boedelverdeling van toepassing zijn. Die gold niet automatisch op grond van de wet, maar moest in een testament worden opgenomen om van toepassing te kunnen zijn bij overlijden. Ouderlijke boedelverdelingen in testamenten zijn nog steeds geldig, maar kunnen niet meer in een nieuw testament worden opgenomen.

Bij een ouderlijke boedelverdeling is het de testateur (niet de wetgever) die de verdeling maakt. De ouderlijke boedelverdeling kon gemaakt worden ten behoeve van de afstammelingen onderling, dus bijvoorbeeld de kinderen, of tussen de afstammelingen en de langstlevende echtgenoot. In dat laatste geval deelde de testateur de nalatenschap of een deel daarvan (!) toe aan de langstlevende. De wettelijke verdeling kan niet op slechts een deel van de nalatenschap zien. Ook bij de ouderlijke boedelverdeling krijgen de kinderen een geldvordering ter hoogte van hun erfdeel, die in principe pas opeisbaar is na het overlijden van de langstlevende echtgenoot of eerder in andere, in het testament genoemde, situaties zoals faillissement. Maar wilsrechten zijn op de ouderlijke boedelverdeling niet van toepassing.

Met de invoering van de wettelijke verdeling in 2003 heeft de langstlevende echtgenoot ten opzichte van het daarvoor geldende recht een betere, sterkere positie gekregen, terwijl er geen testament voor opgemaakt hoeft te worden. Zo kunnen de kinderen met de wettelijke verdeling de ‘verdeling’ niet meer aantasten door een beroep op hun legitieme portie (een dwingendrechtelijke geldvordering), zoals onder het oude erfrecht met de ouderlijke boedelverdeling wel mogelijk was. Met de wettelijke verdeling onder het nieuwe recht is beoogd de langstlevende zoveel mogelijk ongestoord voort te laten leven.

 

7. Wat als de langstlevende en de kinderen het niet eens worden over de hoogte van de kindsdelen?

Het kan gebeuren dat de kinderen en de langstlevende het niet eens worden over de hoogte van de niet opeisbare vorderingen. In het uiterste geval kan de kantonrechter op verzoek van de langstlevende of één of meer kinderen de hoogte van de vorderingen vaststellen. Er is dan sprake van een gerechtelijke procedure met als doel de hoogte van de aanspraken van de kinderen vast te stellen. In de wet is dit geregeld in artikel 4:15 BW (Burgerlijk Wetboek).

Meld u aan voor onze opleidingen nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van ons aanbod. Meld u hieronder aan en ontvang als eerste een overzicht van nieuwe data en opleidingen.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.